En weer een mooi interview over een CDA bewindspersoon. Met plezier gelezen
Wijzigingsvoorstellen statuten en huishoudelijk reglement CDJA.
Geachte leden van het CDJA,
Met gepaste trots kan ik mededelen dat voor jullie het voorstel voor wijziging van de statuten en het huishoudelijk regelement van het CDJA ligt. De afgelopen maanden is de schrijfgroep Statuten/HR hard aan het werk geweest om deze documenten tot stand te brengen. Op de algemene ledenvergadering van 3 en 4 december a.s. zullen beide documenten voorgelegd worden aan de leden.
Lees hier het voorstel van de statuten en hier het voorstel voor het HR.
Voorgeschiedenis
Op de algemene ledenvergadering van 22 mei jl. is het eindrapport van de Commissie Herziening organisatiestructuur CDJA aangenomen. Ook hebben we te maken met de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR). Om de voorstellen uit het eindrapport door te voeren en de eisen die de WBTR stelt op te nemen in de statuten, dienden de statuten en het huishoudelijk reglement van het CDJA herschreven te worden. Hiervoor heeft het Algemeen Bestuur in mei een schrijfgroep ingesteld die de hierboven genoemde opdracht meekreeg. De schrijfgroep heeft op haar eerste bijeenkomst in juni besloten deze opdracht zeer strikt te interpreteren en expliciet er voor te kiezen om geen beleidsmatige wijzigingen door te voeren of om de zogenaamde stofkam door de statuten te halen. Na meerdere schrijfsessies – zowel en petit comité als plenair – is op 24 september jl. het concept wijzigingsvoorstel opgestuurd naar de notaris (Westport Notarissen te Naaldwijk) en op 20 oktober jl. is de conceptakte voor de wijziging van de statuten en het wijzigingsvoorstel voor het huishoudelijk regelement voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur heeft – conform artikel 5.2.2. lid 1 van de huidige statuten – besloten om beide wijzigingsvoorstellen door te geleiden naar de algemene ledenvergadering.
Amendementen
Er is de mogelijkheid om amendementen in te dienen op de wijzigingsvoorstellen. Alleen amendementen met betrekking op de interpretatie van de aanbevelingen uit het eindrapport van de Commissie Herziening organisatiestructuur CDJA zullen ontvankelijk verklaard worden. Dit omdat het doel van deze statutenwijziging nadrukkelijk niet is om andersoortige beleidswijzigingen door te voeren. De deadline voor het indienen van amendementen is 23 november en de amendementen kunnen gemaild worden naar secretaris@cdja.nl.
Vragen
Als schrijfgroep willen we de leden graag de gelegenheid geven om voorafgaand aan de behandeling op de algemene ledenvergadering vragen te stellen. Daarom zullen we maandagavond 15 november hiervoor een digitale sessie organiseren. Nadere informatie hierover volgt. We willen iedereen echter al wel vast van harte uitnodigen om hierbij aanwezig te zijn.
Namens de schrijfgroep Statuten/HR,
Stefan Ruiter
Secretaris CDJA, CDA-jongeren.
Geef een reactie
Begrip voor de Hongaren
In een interview met de NRC vertelt de voorzitter van het Europese Hof in Luxemburg, Koen Lenaerts, dat alle lidstaten post-Karlsruhe onder de EU-verdragen gelijk blijven.[i] Het Duitse constitutionele hof oordeelde dat het functioneren van de Europees Centrale Bank strijdig was met de Duitse grondwet. Ondanks de kalmerende woorden van de voorzitter worden EU-juristen onrustig van de mogelijke gevolgen van het oordeel voor Oost-Europese lidstaten zoals Hongarije en Polen. Zij kunnen immers de uitspraak van Karlsruhe gebruiken om hun eigen dissidente houding ten opzichte van de Europese rechtsorde kracht bij te zetten.[ii] Het versterkt de bestaande zorgen over democratie en rechtsstaat in de regio.
Onder Viktor Orban en zijn
Fidesz-partij kwamen in Hongarije de vrije pers, de vrijheid van meningsuiting
en de onderwijssector steeds verder onder druk te staan.[iii]
Ter bestrijding van het Coronavirus stemde recent een meerderheid in het
parlement in met een wet die het mogelijk maakt voor de Hongaarse regering om
per decreet te regeren.[iv]
Freedom House stelde in het laatste jaarlijkse Nations in Transit rapport dat Hongarije nu openlijk ondemocratisch
is en daarmee is afgegleden naar een hybride-regime
– een ondemocratisch bestuur met democratische elementen.[v]
De Hongaarse ontwikkelingen
vormen een van de vele hoofdpijndossiers van de Europese samenleving – terwijl
er buiten een geopolitieke storm woedt, blijven de lidstaten onderling
verdeeld. In zijn laatste boek, Grote
verwachtingen, beschrijft Geert Mak een gesprek met zijn vriend de
Hongaarse schrijver György Konrád. Konrád zegt: “Orbán weet ook heel goed dat
zijn vrienden hem, als het Europese geld op is, onmiddellijk zullen verraden”.[vi]
En inderdaad, uit een onderzoek van de New York Times blijkt dat er massaal
EU-geld in de zakken van de elite om Orban heen belandt.[vii]
Dit is niet ongewoon voor leiders met autocratische trekjes: hun bewind wordt
vaak verstevigd door invloedrijke figuren die de leider in het zadel houden
zolang zij daar wel bij varen. Precies deze kleptocratische uitspattingen
moeten bestreden worden. Het kan de basis zijn voor een strategie om rechtsstaat
en democratie in Hongarije te herstellen.
Deze elite moet hard geconfronteerd
worden met de realiteit van de rechtsstaat. De Europese Commissie moet strenger
toezien op de juiste allocatie van EU-subsidies, de Europese Volkspartij waar
Fidesz nog steeds lid van is, moet Fidesz verwijderen uit haar familie en
reciprociteit moet nog meer de basis worden waarop er wordt samengewerkt met de
Hongaarse overheid. Tegelijkertijd moet er rekening worden gehouden met de
Hongaarse burgers.[viii] De
politicoloog en Oost-Europa kenner Ivan Krastev karakteriseert het
postcommunistische gevoel in de voormalige Sovjetstaten als een: “a fear of
cathing the wrong [ideologische] train”.[ix]
Na de koude oorlog spiegelden de landen zich aan het Westerse model van
liberale democratie, maar zodra die kleine scheurtjes ging vertonen, ontstond
er onrust. Hier spelen de Orban-types graag op in.
Brussel, Luxemburg en de Europese
hoofdsteden dienen streng te zijn op de naleving van rechtsstaat en democratie.
Koen Lennaerts stelt dat het hof toeziet op strenge naleving van Europese
wetgeving, maar dat het aan de lidstaten is om dit goed uit te leggen aan haar
burgers. Tegelijkertijd moeten Europese bestuurders meer begrip opbrengen voor
de mensen in het voormalige Oostblok. Onzekerheid, twijfel en angst liggen ten
grondslag aan het rebelse sentiment. “Dit land is niet van Orbán, dit land is
van ons”, besluit Konrád zijn betoog – het Hongaarse volk verdient haar eigen
toekomst.
[i]
‘President Koen Lenaerts: ‘Europese Hof komt meer center stage’ https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/17/president-koen-lenaerts-europese-hof-komt-meer-center-stage-a4000000
[ii] ‘Eastern European states sense
opportunity in German court ruling’
https://www.ft.com/content/45ae02ab-56d0-486e-bea5-53ba667198dc
[iii] ‘How Orban’s decade in power changed Hungary’
[iv] ‘No more red lines left to cross:
The Hungarian government’s emergency measures’
[v] ‘Nations in Transit 2020: Dropping the Democratic Façade’
https://freedomhouse.org/report/nations-transit/2020/dropping-democratic-facade#Facade
[vi] ‘Grote
verwachtingen’ Geert Mak (2019) Atlas Contact: Amsterdam
[vii] ‘The Money Farmers: How Oligarchs and Populists Milk the E.U. for
Millions’
[viii] Veel
minder EU-geld voor Hongarije en Polen
https://www.bnr.nl/nieuws/internationaal/10345129/veel-minder-eu-geld-voor-hongarije-en-polen
[ix] ‘The Light that Failed’ Ivan
Krastev & Stephen Holmes (2019) Penguin Random House: London
Geef een reactie
Stop fiscale subsidiëring van ondernemerschap
Het besef lijkt in politiek Den Haag voorlopig nog te ontbreken, maar het coronavirus heeft ook grote gevolgen van de Haagse schatkist. Eind juni berichtte het Ministerie van Financiën dat het begrotingstekort met 8,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp) was opgelopen tot 68 miljard euro. De overheidsschuld liep daardoor op tot 491 miljard euro, 63,1 procent van het bbp. Ter vergelijking: eind 2019 bedroeg de staatsschuld nog 48,6 procent van het bbp.
Deze grote stijging van de staatsschuld in slechts enkele maanden was – zoals bekend – grotendeels ingegeven door de financiële steunpakketten die in korte tijd werden vormgegeven. Ook zzp’ers kregen overheidssteun. Deze steun is grotendeels opgebracht door werknemers, terwijl voor ondernemers tal van fiscale ondernemersfaciliteiten gelden waar werknemers geen beroep op kunnen doen. Ondernemers worden daarmee in tegenstelling tot werknemers – middels vrijstellingen en aftrekposten – fiscaal gesubsidieerd.
Een en ander heeft geleid tot een fiscaal ongelijke behandeling van ondernemers en werknemers. Zo berekende Arthur van der Linden in het Weekblad Fiscaal Recht dat een werknemer vanaf een loon van 7.851 euro belasting betaalt, maar een ondernemer pas vanaf een winst van 26.949 euro bijdraagt aan de schatkist. De fiscale vrijstellingen voor ondernemers veroorzaken ook op het gebied van toeslagen een ongelijkheid tussen werknemers en ondernemers. Werknemers zullen met hetzelfde bruto-inkomen doordat zij minder vrijstellingen genieten, een hoger fiscaal inkomen hebben dan ondernemers. Werknemers kunnen dientengevolge met hetzelfde bruto inkomen minder makkelijk een beroep doen op toeslagen dan ondernemers.
Deze ongelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen heeft zowel aan de boven- als aan de onderkant van de arbeidsmarkt geleid tot een vlucht in het ondernemerschap. Voor werkenden kan het werken als zelfstandige aantrekkelijk zijn omdat de loonkloof – het verschil tussen het nettoloon en de kosten voor de werkgever – werkenden als zelfstandigen ruimte biedt om een hogere netto-vergoeding te verlangen. Aan de onderkant leidt dit ertoe dat werknemers het ondernemerschap in worden gedrukt. Werknemers worden ontslagen en tegen een iets hogere netto vergoeding weer ingehuurd als zelfstandigen. Bij verlies van werk komt deze categorie echter wel vaak uit bij inkomensvoorzieningen gefinancierd uit de algemene middelen. Het risico op werkloosheid wordt daarmee afgewenteld op de maatschappij.
Aan de bovenkant van de arbeidsmarkt lopen zelfstandigen over het algemeen minder risico op ziekte of werkloosheid. Toch vindt ook hier een vorm van uitholling van de sociale zekerheid plaats. Het ondernemerschap zorgt er onder deze categorie namelijk voor dat de meer gefortuneerde werkenden niet meer bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel. Dit terwijl de solidariteitsgedachte juist een van de pijlers van het sociale zekerheidsstelsel is.

Jarenlang is deze ongelijke behandeling van werknemers en zelfstandigen verdedigd met het argument dat ondernemers zelf in inkomen moeten voorzien als het werk wegvalt, terwijl werknemers juist een beroep kunnen doen op gefaciliteerde inkomensvoorzieningen. Zo zijn de voor werknemers van toepassing zijnde werkloosheidswet (WW), Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en Ziektewet (ZW) niet van toepassing op zelfstandigen. Omdat zelfstandigen geen beroep kunnen doen op dergelijke inkomensvoorzieningen, zouden zij (fiscaal) gestimuleerd moeten worden om zelf in dergelijke verzekeringen te voorzien. De financiële malaise naar aanleiding van het coronavirus toont echter aan dat ook de inkomensvoorziening van zelfstandigen uiteindelijk op de rest van de samenleving wordt afgewenteld. De zzp’er kan dus fiscaal gesubsidieerd werken en als het werk in crisistijden wegvalt, is het de werknemer die opdraait voor inkomensondersteuning voor de ondernemer.
Zo worden ondernemers wier inkomen weggevallen is als gevolg van de coronacrisis middels de bijstand en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) ondersteund. De financiering van deze voorzieningen wordt steeds problematischer. De regelingen worden gefinancierd uit de algemene middelen. Een steeds groter wordende groep ondernemers betaalt daar maar weinig aan mee, terwijl deze groep wel een beroep kan doen op de inkomensondersteuning. Een en ander leidt ertoe dat een steeds kleiner wordende groep werknemers in de inkomensondersteuning van een steeds groter wordende groep ondernemers moet voorzien.
Zoals in het bovenstaande uiteengezet, betalen werknemers veelal substantieel meer belasting dan ondernemers. Mede als gevolg van fiscale subsidiëring zijn de werknemers de afgelopen jaren het ondernemerschap ingeduwd. Dit leidt er enerzijds toe dat de risico’s van werkloosheid van ondernemers worden afgewenteld op werknemers; laatstgenoemden betalen immers substantieel meer belasting dan zelfstandigen. Anderzijds leidt het aan de bovenkant van de arbeidsmarkt juist tot ondergraving van de solidariteitsgedachte. Eén van de kernpijlers van de sociale zekerheid. Deze problematiek is niet nieuw. De coronacrisis heeft echter wel weer urgenter duidelijk gemaakt dat fiscale subsidiëring van ondernemerschap gestopt dient te worden.
Geef een reactie
Nieuwe DB’ers
Op het afgelopen voorjaarscongres zijn er 2 nieuwe DB’ers gekozen. Hieronder stellen zij zich aan je voor.

Noah Brok – HRM & Communicatie
Beste CDJA’ers, op de ALV van 20 juni jl. hebben jullie mij het vertrouwen gegeven om het komende jaar de Dagelijks Bestuursfunctie HRM & Communicatie te gaan bekleden. Enorm veel dank voor dit vertrouwen! Mijn naam is Noah Brok, ik ben 19 jaar oud en ik woon in Vlijmen. Binnen 20 minuten fietsen sta ik dus in de prachtige binnenstad van Den Bosch. Naast mijn studie ben ik raadslid in de gemeente Heusden. Ik heb ontzettend veel zin in het komende jaar. In maart 2021 staan de Tweede Kamerverkiezingen op de agenda. Samen met jullie en met onze nieuwe nummer 1 gaan we van het CDA de grootste partij van Nederland maken. Het komende jaar wil ik jouw aanspreekpunt zijn als het gaat om HRM & Communicatie. Ik denk graag met jullie mee en sta altijd open voor creatieve ideeën. Ik hoop dat we elkaar het komende jaar vaak gaan zien en spreken!

Lennaert Rolloos – Penningmeester
Beste CDJA’ers, mijn naam is Lennaert Rolloos en sinds 20 juni jl. ben ik door jullie verkozen tot nieuwe Penningmeester. Ik ben een geboren Rotterdammer en ben opgegroeid in het mooie Drenthe. Sinds ik lid ben geworden van het CD(J)A heb ik verschillende functies mogen bekleden. Van Penningmeester CDJA Drenthe en CDA Emmen tot vrijgekozen AB’er. Daarnaast zit ik in de afrondingsfase van mijn studie Finance, Tax and Advice aan de Hanzehogeschool te Groningen. Op dit moment ben ik bezig met het schrijven van mijn scriptie over een alternatieve manier van geld ophalen door middel van uitgifte van certificaten van aandelen. Iets wat voor veel startups en scale-ups erg gunstig kan zijn om financieel zwaar weer te kunnen overleven. Wil je hier meer van weten, vraag mij hier gerust een keer naar tijdens hopelijk snel weer een fysieke borrel of activiteit! Ik kijk enorm uit naar komend jaar. Bij vragen of opmerkingen: neem gerust contact op!
Geef een reactie
Onbewuste vooroordelen
‘Soms zegt stilte meer dan 1000 woorden.’ In de context van racisme, discriminatie en christendemocratie ben ik benieuwd wat dat betekent. Ik wil graag aandacht besteden aan deze thema’s die de afgelopen tijd veel aan bod zijn gekomen. Binnen het CDJA was het daarentegen redelijk stil. Ik weet niet precies waar dat aan lag en ligt. Misschien ben je bang om je mening te uiten over dit onderwerp of heb je er gewoon niet zo veel mee te maken gehad in je leven.
Op 1 juli wordt jaarlijks de afschaffing van de slavernij gevierd, ook wel Keti Koti (gebroken ketenen) genoemd. Nederland heeft een slavernijverleden, dat weten we allemaal. Alleen wordt er institutioneel vrij weinig aandacht aan gegeven. Met institutioneel bedoel ik dat er geen nationale feestdag is en dat de geschiedenisboeken op de basisschool en de middelbare school er nauwelijks aandacht aan besteden. Dat is jammer, want onbewust komen veel vooroordelen en bepaald gedrag nog voort uit dit slavernijverleden. Ik ben zelf half-Filipijns half-Nederlands, dus ik ben een ‘halfbloedje’. Dit woord wordt nog altijd gebruikt vandaag de dag, maar komt voort uit een verleden waarin ik maar voor de helft telde. Mijn vader zou toentertijd twee keer zo veel meetellen als ik en ik zou twee keer zo veel meetellen als mijn moeder. Alleen je Nederlandse of Europese bloed telde, de rest niet.
Over onbewuste vooroordelen gesproken: ik merk dat naarmate je huidskleur donkerder is, je minder serieus wordt genomen. Mijn moeder heeft een bruine huidskleur en ik merk dat ze minder serieus genomen wordt, zelfs binnen de kerk. Als iemand iets aan haar wilde vragen ging dat vaak via mijn vader, terwijl mijn moeder vloeiend Nederlands spreekt. Als we aan het winkelen zijn en er wordt ons wat aangesmeerd, dan wordt er vooral tegen mij gepraat en niet tegen haar. Verder denken sommige mensen die mijn familie kennen dat ik ‘slim’ ben en dan zeggen ze: ‘Dat heb je van je vader.’ Ik zal toegeven dat mijn vader een intelligente man is, hij heeft in Delft gestudeerd, alleen mijn moeder heeft ook gewoon gestudeerd, dus waarom komt het dan altijd alleen van mijn vader? De voorbeelden die ik net noemde zijn allemaal onbewuste vooroordelen. Onbewust wordt gedacht dat donkere of getinte mensen minder slim zijn, onbewust worden ze genegeerd in een gesprek met drie mensen en onbewust worden ze over het algemeen minder serieus genomen. Ga eens bij jezelf na of je ooit onbewust zo hebt gedacht over iemand met een ‘kleurtje’.
De afgelopen tijd is de Black Lives Matter-beweging vaak in het nieuws geweest. Ik sta 100 procent achter deze beweging, die een emancipatiebeweging is die opkomt voor gelijke behandeling van mensen die zwart zijn. Sommigen wilden zelfs dat beelden worden omgehakt; de meningen zijn daarover verdeeld. Dat omhakken begrijp ik wel, als je nagaat dat bepaalde figuren de voorouders van sommigen mensen in Nederland enorm hebben toegetakeld, op een brute manier grondstoffen hebben verworven en er door kolonialisme hele samenlevingen zijn ontwricht. Wellicht zouden sommige figuren met zo’n standbeeld vandaag de dag moeten verschijnen voor het Internationaal Strafhof in Den Haag, als ze nog hadden geleefd. Verdienen deze mensen echt de schoonheidsprijs van een standbeeld?
Zelf vind ik het omhakken van beelden niet de goede zet. Je wist het slavernijverleden er niet mee uit en ook niet de manier hoe mensen toen dachten. Een betere optie zou zijn om een standbeeld gewoon op zijn plek te laten staan met informatie erbij over de duistere kant van de Gouden Eeuw. De verdiensten met handel zijn vaak ten koste van een ander gegaan. Ik denk echt dat bewustwording zal bijdragen aan het uitbannen van bepaald onbewust discriminerend gedrag. Laten we het verleden leren kennen om onbewust discriminerend gedrag in het heden aan te pakken.
2 thoughts on “Onbewuste vooroordelen”
Geef een reactie
De politiek van: Jeltien Kraaijeveld
Jeltje Gesina (Jeltien) Kraaijeveld Wouters is 87 jaar oud en woont in Hilversum. We kregen een warm welkom en mevrouw Kraaijeveld liet alles rustig op haar afkomen. Ze was wel wat interviews gewend. Ze was de allereerste bewindspersoon voor Emancipatiezaken en richtte daarna het Kamerbreed Vrouwenoverleg op met Hanske Evenhuis-Van Essen. Na haar carrière in de landelijke politiek werd ze burgemeester van Hilversum.
Jeltje Gesina (roepnaam: Jeltien) Kraaijeveld-Wouters, carrière:
Geboren: 4 november 1932 te Soest
Middelbare School: Christelijke MULO te Dordrecht 1946-1948
Studie: Christelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Dordrecht 1948-1952
Lid Tweede Kamer voor de ARP: 7-3-1973 tot en met 28-12-1977
Staatssecretaris van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk: 28-12-1977 tot 9-9-1981
Lid Tweede Kamer voor het CDA: 10-6-1981 tot en met 2-11-1988
Burgemeester van Hilversum: 1-11-1988 tot en met 1-12-1997
Wat inspireerde u om de politiek in te gaan?
‘Dat idee inspireerde mij helemaal niet, dat was wel mijn man die daar achter stond, want die was zeer politiek geïnteresseerd. Ik hield mij vooral bezig met de landelijke vrouwenorganisaties; o.a. als presidente van de landelijke Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen. Deze Vrouwenbond zorgde voor materiaal voor de plaatselijke afdelingen, maar organiseerde ook voor de leden per jaar provinciale bijeenkomsten en eens per jaar een landelijke bondsdag van behoorlijke omvang. Zo werd er bijvoorbeeld zo’n dag georganiseerd in de Jaarbeurshallen in Utrecht, waar ik als presidente voor een zaal met zo’n 4.000 vrouwen heb gespeecht en enige discussie heb gevoerd, waardoor ze mij ook enigszins ‘live’ leerden kennen en ik ook landelijke bekendheid kreeg. Elke keer zet je stappen verder omdat ze denken dat jij dat wel kunt. Mijn man zei als ik weer een functie aangeboden kreeg: “Ik ben er niet bij. Als jij het niet ziet zitten, moet je het niet doen en als je het wel ziet zitten en je vindt het leuk, dan accepteer je de functie.” Zo is dat ook een beetje met de politiek gegaan. Ik zat zelf niet op het spoor van de politiek.’
Legde het zijn van domineesdochter extra druk op u als politica?
‘Nee, hoor. Ik was het van baby af aan gewend. Ik zat bij de ARP. Tegen de revolutie het evangelie, met als ondertitel Evangelische Volkspartij. Een strijdlustige pittige titel. Waar mijn bronnen liggen, daar wil ik best voor uitkomen, wat ik belangrijk vind. Wat mij steun geeft in het leven.’
Hoe kijkt u aan tegen Angela Merkel, die ook domineesdochter is?
‘Dat geeft verwantschap, maar een dominee is ook een gewoon een mens.’
Wat geeft u richting in het leven?
‘Bijbellezen, gebed en zingen. Het is een stevige basis die je hebt meegekregen, waar je op terug kunt vallen en waar je inspiratie uit kunt halen als je het regelmatig onderhoudt. Bij ons thuis werd er vroeger driemaal daags Bijbel gelezen. Ik ben altijd als kerklid actief geweest. Ik vind dat erg waardevol. Laten we af en toe een paar teksten goed tot ons doordringen.’
Hoe kwam u in de Tweede Kamer?
‘Ik was landelijk voorzitter van de Gereformeerde Vrouwenbond geworden. Ik zat in het CDA vrouwenberaad. Daar kende men mij van. Men ging ons inschakelen voor spreekbeurten. Dat kon ik goed. Hannie van Leeuwen was tot 1973 de enige vrouw in de fractie. In 1973 zei men in de partij: “Zou het niet goed zijn dat er toch een tweede vrouw bij komt in de fractie?” Daarop zei Hannie: “O, dan weet ik er wel een.” Ze had mij genoemd. Ze kende mij uit contacten met vrouwenorganisaties. Ik had een geweldig grote achterban. Heel veel mensen kenden mij. Ik had elke week spreekbeurten. Ik kwam als Kamerlid overal bekenden tegen uit de tijd in de vrouwenorganisaties en werd herkend.’
Wat vond u een mooi dossier?
‘Als staatssecretaris kreeg ik altijd loodgieterstassen vol dossiers. Ik las alles, echt alles. Dat wilde ik graag, want dan ben je de stof meester. Ze maken me niks wijs, want ik heb mijn stukken gelezen. Ik vond (als Kamerlid) sociale zaken en werkgelegenheid heel interessant. Van de commissie Sociale Zaken ben ik ook een aantal jaren voorzitter geweest. Daar kwam heel wat langs, want toen hebben we de hele sociale zekerheid onder de loep genomen. Alle wetten! Dat heeft een heel beslag op mijn tijd gelegd. Je dook in alle wetten. Zijn ze nog bij de tijd?’
Kreeg u wel voldoende ondersteuning?
‘Bewindslieden hadden een heel departement. Als Kamerleden hadden we toen BIK krachten, Bijstand Individuele Kamerleden. Dat waren vaak studenten. Ik had twee studenten in dienst. Dinsdag, woensdag en donderdag vlogen ze voor mij door Den Haag. Deden telefoontjes voor mij, gingen dingen uitzoeken of op Sociale Zaken overleggen.’
Hoe werd u staatssecretaris?
‘Ik had niet de ambitie om in Den Uyl-II te zitten. Ik heb dat toen wel aanvaard. Ik kon heel goed met de PvdA opschieten, misschien nog wel beter dan met de VVD. Het ambt staatssecretaris heeft de ARP voor mij bedacht. Ik heb nooit om het ambt van staatssecretaris gevraagd. Ik werd in het diepe gegooid, maar dat vind ik juist leuk.’
Voelde u destijds iets voor de loyalisten of voelde u zich een loyalist?
‘Ik wilde niet tegen de kernwapens stemmen. De loyalisten zijn prima collega’s van mij geweest. Ik trok wel met ze op, maar ik had een ander standpunt. Enkelingen van hen waren nog net geen pacifisten. Wij hadden 54 leden in de Tweede Kamerfractie toen ik burgemeester werd van Hilversum. Dat was gelukkig geen koekoek eenzang. We hadden ook altijd lekker pittige discussies. Je moet zo goed mogelijk proberen een standpunt in te nemen. Ik heb nooit tegen mijn zin een standpunt ingenomen. Ik heb heus weleens dwarsgelegen. Die ruimte was er.’
Hoe ervaarde u de fractiediscipline in de ARP?
‘Je moet elkaar behoorlijk op de tabberd zitten om te kijken of je elkaar binnenboord kunt houden. Wij hadden bijvoorbeeld Jan Nico Scholten. Die lag voor zijn genoegen altijd dwars. We hadden maximaal vijftien zetels als ARP. Dan moet je echt iedereen binnenboord houden, omdat je maar een beperkt aantal van de 150 Kamerleden hebt. Het plichtsbesef in de ARP fractie was groot. Je had een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dan maar een extra avondvergadering beleggen omdat we uit het onderwerp moesten komen. De voors en tegens afwegen en dan tot een standpunt komen. Niet iedereen kan altijd diehard dwars gaan liggen en zijn zin proberen te krijgen, want daar krijg je minder goodwill door. Bij negen van de tien onderwerpen is dat makkelijk omdat je er hetzelfde over denkt of het partijprogramma hebt. Wij bij de ARP waren rechtuit: geen blad voor de mond.
Wij hadden mensen als Maarten Schakel, hij was ook schoolmeester van huis uit. Hij hield de klas soms ook recht op het spoor. Hij was een van de ouderen, was heel humoristisch, en had alle goodwill van iedereen. Hij trok soms even aan een touwtje om de fractie bij elkaar te houden. Het ging om argumenten. Dat deden we best aardig.’
U liet optekenen in een ander interview dat het grootste dieptepunt in uw tijd als Tweede Kamerlid de benoeming van Hans Janmaat was. Waarom was dat voor u het grootste dieptepunt?
‘Omdat het zo’n populistische partij was, waarvan ik dacht: Hij bedondert alle mensen die op hem stemmen. Ik zeg het een beetje grof. Hij had iets van een volksmenner. Hij had een achterban in de plattelandsgebieden. De mensen daar vonden hem interessant omdat hij wel wat durfde. Hij kwam daar vandaan. Hij was een populistische man. Hij was niet eerlijk tegen de mensen. Janmaat is niet met Wilders te vergelijken. Wilders is ook erg populistisch. De PVV houdt het wel aardig binnen de perken. Janmaat was erger. De populisten bedriegen de bevolking wel een beetje. Ze komen met allerlei beloftes die ze niet waar kunnen maken. Ze lopen toch een keer vast.’
Waar worstelde u mee in de omgang met Janmaat? U moest hem negeren, maar u kon het niet altijd.
‘Ik heb die mensen altijd gegroet in de gang. Ik ben ook tijden voorzitter geweest van de commissie Sociale Zaken. Dan ben je als Kamerleden onder elkaar. Dan is hij ook een belangrijk lid in die commissie. Dat moet je onderscheiden. Zijn opvattingen moet je bestrijden. Je gaat Janmaat niet apart de vloer geven.’
In Betrouwbare Bronnen vertelde PG Kroeger over de ARP: “Binnen de ARP was een jenevercultuur.” Hans Grosheide zei in zijn interview dat de dinerpauze altijd griezelig was. U zat als vrouw in die partijcultuur. Hoe ervoer u dat?
‘Zegt Grosheide dat de dinerpauze altijd griezelig was? Dat beeld heb ik niet. Het zijn sterke verhalen dat het al om 10.30 ter tafel kwam. De ARP stond wel bekend als een partij waar men een borrel lust. Ik heb zelf nooit jenever gedronken. Aan het eind van de vergadering kwam er weleens een neutje op tafel.’
PG Kroeger zei later dat de echte jenevercultuur zoals geschetst door Grosheide en Betrouwbare Bronnen tot en met de jaren ’60 was. Toen zat Kraaijeveld nog niet in de politiek.
Hoe werd het staatssecretariaat van Emancipatiezaken opgezet?
‘Ik heb hele goede zaken met Frans Andriessen kunnen doen toen ik staatssecretaris werd. Het gaat erom: welk budget wordt er vrijgemaakt. Ik had met Til Gardeniers een hoop dingen al bedacht, dus ik kwam goed beslagen ten ijs. Hij begon zuinig en ik vroeg iets meer. Ik sprak met hem af dat als ik iets overhad, dat dat meeging naar het volgende jaar. Daar heb ik heel veel plezier van gehad, want al die vrouwenorganisaties die waren bang dat ik te weinig geld kreeg en te weinig uitgaf. Het bleek dat ik het niet allemaal uitgaf. Ik had geen enkele wettelijke regeling. Die moest ik eerst nog ontwikkelen. Andriessen vond dat ik een normaal budget verdiende. Ik had een normaal royaal budget met bewegingsvrijheid.’
Voelde u tijdens uw politieke carrière veel druk van de media?
‘Ik liep niet achter de media aan. Ik was niet zo gretig om te scoren. De pers liet mij een interview altijd lezen.’
Wat was uw gevoel bij de stelselherziening sociale zekerheid?
‘Dat is een ontzettend groot werk geweest. Ik was een van de trekkers ervan en dan moest ik de hele fractie meekrijgen. We hadden een heel goed clubje sociale zakenmensen in onze fractiecommissie. We hadden onderling de taken goed verdeeld. We hadden toen ook al fractiemedewerkers. Ook een die veel wist van sociale zaken.’
Hoe ging u om met persoonlijke teleurstellingen?
‘Wij hebben geen kinderen, dat is een persoonlijke teleurstelling. Daar kun je op twee manieren op reageren, je hele leven erdoor laten bepalen of niet. Wij vonden dat heel jammer en ik ben aan het werk gegaan met allerlei dingen en ik kwam op dit soort paden terecht. Ik liet me niet door teleurstellingen leiden.’
Waarom is Hilversum in 1995 een Artikel 12 gemeente geworden?
‘Ik heb daar zelfs voor gepleit. We zaten hier zo onder Jan. Dat was niet de schuld van Hilversum van de recente jaren daarvoor, dat was al een hele tijd aan de gang. Hilversum is eigenlijk een dorp, maar het heeft stadse toestanden. Toen hebben we Artikel 12 aangevraagd. Er zaten een paar wethouders die zich doodschaamden dat Artikel 12 zou worden ingeroepen, vooral de wethouder Financiën, hij zei: “Daar doe ik niet aan mee.” Ik zei: “Mensen, we zijn een dief van eigen zak. We hebben alles uitgeput, we hebben niks meer.” Ik heb het college overgehaald om Artikel 12 aan te vragen. Ze waren verbaasd en ze schaamden zich. “Hilversum als mediastad gaat Artikel 12 aanvragen.” Dat heeft ons een paar jaar achtereen 45 miljoen gulden opgeleverd. Iedereen was toen blij, want we konden alles goed op de rails krijgen. Het is goed afgelopen.’

Voelde u zich gehinderd in de politiek vanwege uw vrouw zijn?
‘Nee, helemaal niet. Ik was al gepokt en gemazeld in die andere banen. Ik ben in vele functies de eerste vrouw geweest. Ik heb er helemaal geen hinder van gehad. Ik heb achteraf gedacht: dat ik geboren ben in een domineesgezin waarin alles kon en iedereen welkom was en waar er veel activiteiten waren, heeft mij een enorm voordeel gebracht in mijn leven. Ik kon makkelijker meedoen. Ik heb met de mannen evengoed samengewerkt als met de vrouwen. We hebben onder leiding van Hanske Evenhuis-Van Essen het Kamerbreed Vrouwenoverleg opgericht. Daar heb ik ontzettend veel genoegen aan beleefd. Dat hebben we opgezet en vrouwen uit andere partijen wilden daaraan meedoen. We bespraken beleidszaken zaken die te maken hadden met vrouwen. Bijvoorbeeld de stelselherziening van de sociale zekerheid. We zaten er met kop en oren in. We zeiden daar: “Daar moet je op letten. Als ze in de fractie dat zeggen, moet je dat niet voor zoete koek aannemen, want dan komen de vrouwen er slechter van af.” Er was een hele solidariteit tussen ons vrouwen.’
Wat vindt u van het recent afgesproken vrouwenquotum?
‘Daar hebben we het altijd al over gehad. Het moest eigenlijk niet nodig zijn, maar soms kan het wel helpen. Ik denk dat het nu doorgezet moet worden. Nu doen. Vrouwen zelf hebben er een hekel aan omdat ze nu worden voorgetrokken omdat ze vrouw zijn. Ze willen niet op hun vrouw zijn een functie krijgen. Het heeft zijn nadelen, maar soms is het nodig als instrument om de zaken recht te trekken. Ik was er in mijn tijd ook al mee bezig. Het is destijds op kleine onderdelen doorgevoerd. Men lette erop dat vrouwen de kans kregen. Het was niet zo opvallend en nadrukkelijk als nu.’
Hebt u nog een verhaal over emancipatie?
‘Ik vind emanciperen een mooi begrip. Dat kan iedereen doen op zijn eigen manier, op zijn eigen thema’s. Je hebt in Nederland de feministische beweging gehad. Ik zat in de georganiseerde vrouwenwereld. In de Gereformeerde Vrouwenbond werden vrouwen geholpen om de maatschappij mee te ontwikkelen. Mijn oma was geëmancipeerd avant la lettre. Ze was weduwe en had drie pubers in huis. Zij had ontzettend veel steun aan de dominee, maar er moest een nieuwe komen. Om de knoop daarover door te hakken waren alle mannen van het dorp Exmorra uitgenodigd. Daarom werd zij ontzettend kwaad over. Vrouwen kozen niet in die tijd, dat deden mannen. Dat terwijl zij enorme steun had aan de dominee bij de opvoeding.’
Zouden er niet veel mannen een baan hebben gekregen vanwege hun vrienden en connecties?
‘Ja, dat is vast een feit. Dat is al jaren zo geweest. Maar er waren ook typische vrouwenbanen. Mijn oom was een verpleger in Rotterdam. Dat vonden wij als kinderen heel interessant. Dat was toen heel vreemd, want je had heel veel verpleegsters, behalve bij het leger. Mannen waren in die tijd hoofdzakelijk arts. Je had in die tijd mannen- en vrouwenberoepen, en ineens wordt dat opgeschud en dat is prima. Ik denk dat het gaat om de kennis, kunde en praktische ervaringen.’
Hebben vrouwen schuldgevoel over of ze op hun geslacht of op hun kwaliteit worden benoemd?
‘Je vindt het onnozel als je benoemd wordt omdat er zo nodig een vrouw in moet. Dat vind je niet leuk. Ik was er voor om vrouwen te benoemen. Anders komen er nooit vrouwen in.’
Hebt u ooit last gehad van het old boys network?
‘Nee, ik kan alle Old Boys aan.’
Ate Johan leest mevrouw Kraaijeveld een passage uit De Rogge staat er dun bij van Jaap Stam en Pieter Gerrit Kroeger voor over een ministerraad midden jaren ’80 waaruit bleek dat de minister van Onderwijs zijn post in een volgend kabinet alleen wilde opgeven aan VVD’er Ed Nijpels als Jeltien Kraaijeveld staatssecretaris werd.
Jeltien: ‘Zo, hoor ik nog eens wat. Dat wist ik niet. Ik heb er enorm van genoten dat de AR-fractie mij naar voren schoof voor emancipatiezaken, want dat moest nog helemaal worden opgezet (Dit was in 1977, red.). Wat hadden ze een groot vertrouwen in mij om alleen Ed te accepteren wanneer ik zijn staatssecretaris zou worden. Dan bleven we op het goede spoor. Wat een compliment voor mij.’
Had u staatssecretaris willen worden in 1986?
‘O, dat had best gekund. Ik had al het idee dat ze me daar wel zagen zitten. Ik vind het eigenlijk veel leuker dat het niet gebeurd is, want onderwijs was al bekend voor mij.’
Wat vindt u van de NPO?
‘Dat vind ik prima. Til Gardeniers heeft de omroepen zelf in de portefeuille omdat ze heel belangrijk zijn voor de informatievoorziening. Je moet er goed op letten dat de verzuiling goed gehandhaafd wordt. Dan blijft het gevarieerde aanbod in stand.’
Stelling: Het is zonde dat de KRO en NCRV zijn gefuseerd
‘Laat ze alsjeblieft de krachten bundelen. Dan kun je goed zien wie de moeite waard is. Het maakt me niet uit dat ze naar buiten toe een zijn in plaats van twee. Als ze ons maar goede programma’s geven en netjes op de zender letten. Dat zijn twee eisen die ik stel.’
Wilt u de radiozendernamen Hilversum 1,2 en 3 weer terug?
‘Kan me niks schelen. NPO vind ik ook prima.’
Heeft u nog tips voor ons CDJA’ers?
‘Geïnteresseerd blijven in de maatschappij. Blijf actief en blijf de politiek volgen. Probeer in samenspraak invloed op de politiek te hebben.’
Wat is uw favoriete Bijbelvers?
‘Galaten 5 vers 22-23 en 25. Dat was de tekst bij mijn belijdenis. De tekst betekent wat voor mij. Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst.’
Waarom hebt u toestemming gegeven het oude stationsgebouw van
Hilversum te slopen?
‘Dat heeft de raad besloten. Dat vond men niet waardevol om als monument te houden. Hilversum is erg uitgegroeid qua inwoners. Daar hoorde een ander station bij, vond de raad. Het station is niet van Hilversum, dat is van de NS. De NS wilde ook ruimte om fietsen te stallen. Hilversum is een fietsdorp gebleven.’
Het is in uw tijd als burgemeester tegen de vlakte gegaan. Vindt u het jammer dat het er niet meer is?
‘Het kon eigenlijk niet anders. Er moest ruimte gemaakt worden voor een groter station.’
Wat vindt u van het feit dat Van Agt de staatssecretarissen op de tweede rang verwijderde in de ministerraad?
‘Dat vond ik niet erg. Het paste niet meer in de zaal. De opkomst was te hoog met alle staatssecretarissen erbij.’
Welke herinneringen hebt u aan de Tweede Wereldoorlog?
‘In Soestdijk hebben we erg honger geleden. De enkele boer die er in Soestdijk was, daar kregen wij als domineesgezin nog wel eens wat van. Van sommige andere gezinnen of vreemden op hongertocht kreeg je nog weleens wat extra. Er was erg weinig eten, maar wij hebben geleerd dat eten met elkaar te delen. De honger maakte niet dat we angst hadden te verhongeren, we kregen altijd wel iets. We waren bang voor luchtgevechten, omdat we vlakbij Soesterberg woonden. De geluidsbarrière werd ook nog weleens gebroken. We hadden zes kinderen en een oma, een dienstbode, een invalide man en een huishoudster in huis. We hadden bonnen, maar het was karig wat je daarvan kon kopen. We aten aardappelen in de schil, maar we hebben het allemaal overleefd en dat voelde je als een wonder.
De Duitsers ervaarde ik als echte vijanden. De Duitsers wilden mijn vader oppakken omdat hij teveel van het verzet wist, hij was predikant, en wist veel van het verzet. De mensen vertrouwden hem. Hij is ondergedoken bij twee oude dames. Op een dag kwam hij even thuis om boeken te halen en een nieuwe preek te maken. Op dat moment was er rumoer in de straat. Er was een razzia gaande. Mijn vader dook in de schuilplaats onder de grond van het huis. Net op tijd. Mijn moeder en ik stonden bij de achterdeur. De Duitsers vroegen mijn moeder en ik waar mijn vader was. Als je dat aan een kind durft te vragen, dan kan een kind eigenlijk niet liegen, maar mijn moeder had al gelogen, waarop ik ook loog en zei: “Dat weet ik niet.” Intussen was hij in de schuilplaats. De Duitsers hebben het hele huis doorzocht en hem niet gevonden. Dat ben ik nooit vergeten. Ik heb de Duitsers toen gehaat omdat ze mijn lieve vader mee wilden nemen. Dat haatgevoel ben ik in 1990 kwijtgeraakt. Toen dacht ik: Nu kan niemand er meer iets aan doen. Toen dacht ik: Die Duitse jongens deden ook maar hun plicht.’
Uitspraken
‘Toen ik trouwde ben ik ontslagen. Dat vond je nog gewoon, want dat stond in de wet.’
‘Vrouwen die geen kinderen hadden, werden in de jaren ’50 veel eerder gevraagd voor maatschappelijke functies, omdat zij geen grote gezinnen hadden.’
‘Door mijn ontslag had ik een zee van tijd. Voor de kerk kon ik van alles doen en ik werd voorzitter, presidente van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen.’
Ursula von der Leyen (Voorzitter EU commissie) heeft zeven kinderen. Daarover zegt Kraaijeveld: ‘Dat is een hele prestatie. Al zijn kinderen van de man en vrouw, want zo is dat wel tegenwoordig.’
‘Ik wilde van kinds af aan schooljuffrouw worden.’
‘Juffen zaten altijd in klas 1, 2 en misschien 3. Maar mij vroegen ze voor alle klassen. Zelfs op de ULO (uitgebreid lager onderwijs) gaf ik Nederlands en geschiedenis.’
‘Ik had helemaal geen passie voor de politiek. Ik zat in allerlei maatschappelijke organisaties en was invaljuf en ik vond mijn gevarieerde leven erg leuk.’
‘Met 86 jaar voelde ik mij nog niet oud, nu ben ik 87 jaar en voel ik mij opeens oud.’
‘Dat ik geen kinderen had, heeft toch een bepaalde invloed op mijn leven gehad. Ik zat niet tussen de kleine kinderen.’
‘Bovenin de oude Tweede Kamerzaal zaten ambtenaren. Je kon met een koker een briefje boven krijgen. De bode kreeg ook weleens een seintje van de ambtenaren. Zij wisten dat ik een paar moeilijke vragen kreeg. Ik moest van hen gegevens hebben. Het kokertje daalde neer en de bode bracht de briefjes naar mij toe.’
‘We hadden bij het CDA hele bekwame Kamerleden in hele belangrijke commissies zitten. Zeker als CDA hadden we best een grote invloed met elkaar. Soms zaten we met vier CDA’ers in een commissie en dan hield je elkaar even goed vast. Dan ging je in de pauze dingen checken en taken verdelen.’
‘Aan het begin van Lubbers-I moest ik oppassen dat een ander de paar vrouwen die de fractie rijk was, Hannie en ik hadden daar geen last van, in een hoekje zou zetten. Zo van “Die paar vrouwen, ach dan geven we hen het gelijk toe, zij zitten hier als vrouw ook zo alleen hun standpunt te verdedigen.” Van het begin af aan heb ik dat in de gaten gehouden. Ik wilde niet in een hokje gestopt worden. Ik kwam in het fractiebestuur. Daar hadden ze ook nog geen vrouwen gehad.’
‘Sommige politici hadden meer aandacht voor publiciteit. Al stel je onnozele vragen, je staat toch in de krant. Ik heb altijd gedacht: daar hoef ik het niet van te hebben.’
‘Het verzuilde mediastelsel heeft ons heel veel goeds gebracht. Iedereen kan aanzetten wat hij wil. Muziekprogramma’s vind ik leuk.’
‘We leven in een gouden tijd qua amusementsprogramma’s.’
‘In Soestdijk heb ik met de bevrijding de hele dag gedanst. Ik was niet moe na die dag.’
2 thoughts on “De politiek van: Jeltien Kraaijeveld”
-
-
Mooi om zo de belevenissen van CDA-prominenten te lezen. Complimenten voor ook dit interview Ate Johan!
Geef een reactie
De zorg van de toekomst!
“Minder markt en meer samenwerking’’, “Daar moet echt wat strakkere regie op komen’’ en mijn absolute favoriet “De markt kent geen moraal.’’[1] Deze citaten komen uit het eerste CDA lijsttrekkersdebat in de Jaarbeurs in Utrecht, om specifieker te zijn uit het eerste thema van die avond: zorg. Het is niet vreemd dat de zorg uitgebreid behandeld werd die avond. Door de coronacrisis is het thema zorg weer sterk op de politieke agenda aanwezig.
De coronacrisis laat ook zien dat, ondanks het feit dat we een van de beste zorgstelsels ter wereld hebben, ons systeem niet perfect is.[2] We zien dat er een groot personeelstekort ontstaat en dat er tekorten zijn aan medische hulpmiddelen. Om dit alles op de coronacrisis af te schuiven, is te gemakkelijk. De coronacrisis heeft deze problemen verergerd, maar niet veroorzaakt. We moeten de structurele tekortkomingen binnen ons zorgstelsel aanpakken om zowel een betere zorg buiten crisistijd te realiseren als om een nieuwe pandemie nog beter het hoofd te kunnen bieden.
Ten eerste wil ik binnen de zorg kijken. De marktwerking in de zorg is in 2006 door VVD-minister Hoogervorst ingevoerd, met instemming van het CDA. Het idee erachter was dat de mensen die in het (publieke) ziekenfonds en de mensen die verzekerd waren binnen de private sector, onder hetzelfde systeem zouden vallen.[3] De marktwerking is later versterkt in Rutte II door minister Schippers. Zij wilde meer marktwerking met daarbij een grotere rol voor de zorgverzekeraars.[4] Dit tegen de wil van vele Kamerfracties in, waaronder die van het CDA.
Deze laatste ontwikkeling is voor veel zorgmedewerkers en beleidsmakers het grootste probleem: de zorgverzekeraars hebben veel te veel macht. “De zorgverzekeraars gaan op de stoel van de arts zitten” is een veelvoorkomend sentiment onder artsen en andere zorgprofessionals. Een rechtszaak uit 2016 bevestigt dit sentiment, hier weigerden meerdere grote zorgverzekeraars een behandeling voor patiënten te vergoeden zonder enige motivatie te geven. Dit terwijl de medisch specialisten deze behandeling wel noodzakelijk achtten.[5] De patiënten wonnen deze rechtszaak, maar de gang van zaken geeft inzage in de werkwijze van deze zorgverzekeraars. De bovengenoemde zaak is maar een voorbeeld uit duizenden vergelijkbare situaties: de arts schrijft met zijn/haar medisch-inhoudelijke kennis iets voor, maar de zorgverzekeraar weigert het te vergoeden. Financiële redenen prevaleren boven medisch inhoudelijke redenen. Dit kan toch niet de basis van ons zorgsysteem zijn.
Een andere ontwikkeling is de toegenomen administratieve last op zorgmedewerkers. Nu, laat ik eerlijk zijn. Elke baan heeft tegenwoordig op een of andere manier een administratief aspect. In de horeca moet de ober bijhouden hoeveel glazen er bijgevuld moet worden en de bouwvakker moet bijhouden hoeveel bakstenen er gebruikt worden. In de zorg is het echter compleet doorgedraaid. Volgens onderzoeken zijn zorgmedewerkers gemiddeld 40 procent van de tijd bezig met administratieve taken.[6] Dit heeft twee belangrijke oorzaken. Ten eerste is de hoeveelheid gegevens die geregistreerd moeten worden flink toegenomen. Ten tweede zijn er minder administratief medewerkers dan voorheen. Daardoor moeten zorgmedewerkers hun werk overnemen. Dit tweede punt is niet overal aanwezig, maar wel op veel plekken. Het eerste punt is wel een universele ontwikkeling. Gelukkig zijn hier wel oplossingen voor. De beweging ‘’(Ont)Regel de zorg’’ presenteerde in 2018 een actieplan tegen de toegenomen bureaucratie binnen de zorg aan de ministers voor Volksgezondheid (Bruins en De Jonge).[7] Delen van hun voorstel worden mogelijk overgenomen. Ondanks dat er nog een lange weg te gaan is, gaat het op dit gebied al de goede kant op.
Maar om het zorgsysteem houdbaar te maken, moeten we ook buiten de zorg durven kijken. De samenleving vraagt steeds meer van de zorg, we worden namelijk met z’n allen steeds ouder. Uiteraard is dit een fantastische prestatie. Wij leven in de meest egale, vrije en rijke samenleving ooit. Gevolg hiervan is dat we steeds meer chronische- en welvaartsziekten moeten behandelen en dat is helaas prijzig. Preventiebeleid kan de belasting van bijvoorbeeld welvaartsziekten op de zorg verminderen. Neem overgewicht als voorbeeld. Er zijn talloze preventieve maatregelen die je hiertegen kan nemen. Hieronder staan een paar voorbeelden:
- Suikerbelasting op producten met veel toegevoegde suikers;
- Uitgebreidere voedingseducatie op basisscholen;
- Een stoplichtensysteem voor alle verpakte voedingsmiddelen;
- Verlaging van de BTW op groente en fruit.
Al deze maatregelen zouden de prevalentie van overgewicht sterk kunnen laten dalen. Daarmee dalen ook de kosten die we nu maken voor het behandelen van overgewicht en de daarmee geassocieerde complicaties (hoge bloeddruk, diabetes type 2, ect.). Deze beredenering kun je doortrekken naar heel veel andere levensstijl gerelateerde aandoeningen en ook daar kunnen we nog veel winnen. Mijn punt is: we moeten hier niet alleen naar de zorg kijken, maar ook naar onszelf. Ook naar de hele samenleving.
De zorg is altijd een mens-georiënteerde sector geweest en
daarmee is ze net als de mensen die er zo afhankelijk van zijn, complex. Er
bestaan geen simpele oplossingen voor de complexe problemen in de zorg, al
lijken sommige politici dit wel te denken. Dit is een lange en zware taak, maar
met de juiste maatregelen kunnen we er zeker komen. Minder marktwerking, minder
macht voor de zorgverzekeraars, minder administratie en meer preventie zijn
maar een paar oplossingen binnen een groep goede maatregelen. Het belangrijkste
is dat we doorzetten en dat we ook na corona over mogelijke verbeteringen
blijven praten. Want laat ik voorop zetten, wij hebben in Nederland een van de
beste zorgstelsels ter wereld. Dit is een prestatie waar we best trots op mogen
zijn. Een gezamenlijke prestatie van de overheid, zorgverzekeraars en vooral
van al die hardwerkende mensen in de zorg. Laten we voor die mensen en voor de
gezondheid van onze samenleving de discussie over de zorg met z’n allen blijven
voortzetten. Want zoals bij zoveel dingen geldt: we gaan dit samen moeten doen.
[1] https://www.youtube.com/watch?v=u5C79pQPHCo.
[2] https://www.who.int/healthinfo/paper30.pdf?ua=1.
[3] https://nl.wikipedia.org/wiki/Zorgverzekering_(Nederland).
[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Edith_Schippers.
[5] https://www.ahadvocaten.eu/nl/actueel/zorgverzekeraar-mag-niet-stoel-arts-gaan-zitten.
[6] https://www.zorgvisie.nl/administratie-zorgprofessionals/.
Geef een reactie
Titus Brandsma, de mysticus met oog voor politiek en journalistiek
Afgelopen zondag 26 juli 2020 was het achtenzeventig jaar geleden dat Titus Brandsma op 26 juli 1942 is omgekomen in kamp Dachau. Brandsma stond bekend om zijn grote ijver en bijzondere wilskracht waarmee hij zich inzette als priester, journalist en hoogleraar.[1] De eerste keer dat ik kennismaakte met zijn persoon was in maart 2019 toen ik met mijn vader en broers de Friezenkerk in Rome bezocht. Na de viering dronken we koffie in de zogenaamde Titus Brandsmazaal boven de kerk met uitzicht op het Sint-Pietersplein. In deze zaal stond een buste van Titus Brandsma (1881-1942) en zodoende raakte ik geïnteresseerd in zijn leven en werk. Wie was Titus Brandsma? En wat kunnen we van hem leren? Via een vriend van mij stuitte ik op het Titus Brandsma Instituut. Ik sprak met dr. Inigo Bocken (1968), wetenschappelijk directeur van dit Instituut die een wetenschappelijke biografie over Titus Brandsma schrijft.[2] Enkele onderdelen van dit artikel zijn gebaseerd op dit gesprek.
Onze man in Rome
Anno Sjoerd Brandsma werd op 23 februari 1881 geboren in een boerderij vlakbij het Friese plaatsje Bolsward waar nu het Titus Brandsmamuseum is gevestigd. Op zeventienjarige leeftijd trad hij in bij de bedelorde van de Karmelieten en koos als kloosternaam Titus, naar de leerling van de apostel Paulus en niet geheel toevallig de naam van zijn vader. In 1905 werd Titus in de St. Jan van Den Bosch tot priester gewijd waarna hij in Rome zijn studies voortzette en in 1909 aan de Gregoriana promoveerde in de wijsbegeerte. Dr. Bocken vertelde dat eigenlijk niemand weet wat het onderwerp van zijn proefschrift is en dat hij waarschijnlijk gepromoveerd is op stellingen. Ook publiceerde hij in Rome een aantal artikelen over sociale kwesties die hij opstuurde naar het Katholiek Sociaal Weekblad waarmee hij de Nederlandse katholieke intelligentsia op de hoogte hield van de gebeurtenissen in Rome en de wereld.
Journalistiek als verlengstuk van de politiek
Terug in Nederland werkte hij als docent filosofie in Oss en hoofdredacteur van het dagblad De Stad Oss. Hij was betrokken bij het katholiek onderwijs en onderhield een briefwisseling met politicus Piet Aalberse (1871-1948) die een belangrijke rol speelde in zijn twintigerjaren. Hoewel Brandsma niet actief is geweest voor de Roomsch-Katholieke Staatspartij gaf hij vooral in de jonge jaren blijk van een groot politiek inzicht waarbij hij zich tussen het socialisme en liberalisme positioneerde. Hij was samen met Aalberse voorstander van een katholieke staat die niet programmatisch maar als het ware organisch tot stand moest komen. Samen met Aalberse was Brandsma van mening dat de journalistiek een verlengstuk was van de politiek en de katholieke arbeidsbevolking zich door educatie zou kunnen verheffen. Later is het activisme op politiek gebied overgegaan in het nadenken en beoefenen van de mystiek alhoewel hij heel zijn leven zijn politiek inzicht zou blijven inzetten.
‘De mysticus met het treinabonnement’
In 1923 werd hij benoemd tot hoogleraar in Nijmegen. Dit zal in 2023 gevierd worden met de publicatie van een nieuwe intellectuele biografie.[3] Brandsma kreeg bij zijn benoeming als leeropdracht onder andere ‘geschiedenis der wijsbegeerte en geschiedenis der Nederlandse mystiek’. De mystiek en de beoefening daarvan zouden een rode draad door het leven van Titus Brandsma worden. Zo leidde hij de uitgave van de werken van de middeleeuwse mystica Theresa van Avila (1515-1582) en bevorderde die van de mysticus Johannes van het Kruis (1542-1591). Ook richtte hij een instituut en een tijdschrift op ter bestudering van de Nederlandse mystiek en organiseerde hij driedaagse congressen over dit thema in 1930, ’32 en ’34 en ’36. De vele reizen en lezingen over de mystiek bezorgden hem van Godfried Bomans (1913-1971), die bij hem college liep, de bijnaam ‘mysticus met het treinabonnement’. Nog steeds wordt zijn werk bestudeerd en organiseert het Titus Brandsma Instituut studieweken en leesgroepen over zijn spiritualiteit.[4]
‘Een daad van lafheid’
Ondertussen veranderde de politieke situatie dusdanig met de opkomst van het fascisme en nationaalsocialisme. Al in de Diesrede van 1932 is tussen de regels door een waarschuwing tegen het opkomende fascisme te lezen. Vanaf 1934 sprak Brandsma zich openlijk uit tegen het opkomend nationaalsocialisme. Zo hield hij in dat jaar een rede voor studenten over de Heldhaftigheid en de roep om een sterke man waarin hij zich verzette zich tegen de rassenleer. Ook sprak hij zich in 1935 in De Waan der Zwakheid publiekelijk uit tegen de Jodenvervolging in Duitsland en noemde hij de maatregelen tegen de Joodse inwoners ‘een daad van lafheid’.[5] Ook waarschuwde hij als hoogleraar voor het gedachtegoed van het nazisme en de rassenhaat. Onbekend is waarom hij toch in 1940 de Ariërverklaring heeft ondertekend. Dr. Bocken vertelde dat bijna iedereen deze verklaring ondertekende. Brandsma heeft hier waarschijnlijk niet goed bij stilgestaan. Wel protesteerde hij in 1941 toen de Duitse bezetters Joodse scholieren uit het katholieke onderwijs probeerden te verwijderen. Als adviseur van de rooms-katholieke Journalistenvereniging verzette Brandsma zich tegen het opnemen van NSB-advertenties door het schrijven van een brief. Middels een rondreis langs verschillende redacties lichtte hij deze brief toe. Deze reis werd verraden en op 19 januari 1942 werd Brandsma gearresteerd door de Gestapo wegens ‘sabotageactiviteiten’. Hij werd gevangengezet te Nijmegen, Arnhem, Scheveningen, Amersfoort en Kleef. Tijdens deze gevangenschappen bleef Brandsma zijn gedachten aan het papier toevertrouwen. Zo haalde Brandsma in de cel in Arnhem de Bijbeltekst uit het boek Job aan: ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij gezegend’. En in Scheveningen schreef Brandsma zijn memoires Mijn Cel en zijn requisitoir tegen de NSB genaamd Waarom verzet.
‘We gaan voor die mensen bidden’
In Amersfoort leerde Brandsma de gereformeerde predikant Johannes Kapteyn (1908-1942) kennen met wie hij goed bevriend raakte. Aan elkaar vastgeketend werden ze overgebracht naar concentratiekamp Dachau, het verzamelkamp van geestelijken en predikanten. Direct bij aankomst werd Brandsma mishandeld waarop hij in reactie zei: ‘We gaan voor die mensen bidden.’ Na twee weken verhuisde hij naar een barak met bijna alleen maar Poolse geestelijken. De Blockältester en Stubenältesten waren sadisten die speciaal uitgekozen waren om hun haat jegens geestelijken. Op Goede Vrijdag drukten ze een metalen doornenkroon in het hoofd van een Poolse priester. Ook Brandsma moest mishandeling ondergaan toen hij, door de zware arbeid in de kruidentuin, niet meekwam in het loodzware ritme. Hij klaagde niet en bleef zijn medegevangenen troosten. Deze lijdensweg van Brandsma eindigde in het Revier waar hij rustig de dood afwachtte. Buiten bewustzijn werd Titus Brandsma op 26 juli 1942 om twee uur ’s middags met een carbolzuurinjectie vermoord.[6]
Brandsma als personalist? De mens als relationeel wezen
Een van de kritiekpunten op Brandsma is dat hij te veel praktisch bezig was om filosoof genoemd te kunnen worden. Het is niet bekend door welke grote denkers Brandsma is beïnvloed al heeft hij wel veel invloed ondergaan van zijn leermeester Antoine Pottier. Dat Brandsma geen echte filosoof was wijst dr. Bocken van de hand met de stelling dat Brandsma’s filosofie een sterke nadruk op de praxis en het concrete handelen heeft. Brandsma ageerde tegen de moderne abstracties en zag de mens als een relationeel wezen dat geroepen is om met God en de medemens in dialoog te treden.
Dit komt tot uiting in de Diesrede gehouden op 17 oktober 1932 ter gelegenheid van de Dies Natalis van de Universiteit Nijmegen. ‘Onder de vele vragen, welke ik mij zelf stel, houdt wel geen mij meer bezig dan het raadsel, dat de zich ontwikkelende mens, prat en fier op zijn vooruitgang, zich in zo grote getale afkeert van God.’[7] Brandsma stelde de vraag hoe dit kon en ging in 25 pagina’s langs de ideeëngeschiedenis van het Godsbegrip. Aan het einde van de rede stelde Brandsma dat de mens ten diepste ‘voortkomt uit’ en ‘afhankelijk is van’ God. Door dit te erkennen ontstaat er ‘maatschappelijke orde’ en komt de ‘mens uit zijn isolement’ doordat hij ‘zichzelf ziet in betrekking van afhankelijkheid. Niet slechts verbindt het de mens met God, maar ook ziet de mens zich verenigd in betrekking met andere mensen’.[8]
Brandsma gaf met zijn leven concreet gestalte aan deze overtuiging door zijn zorg voor ieder mens vanuit zijn priesterroeping, zijn bewogenheid voor de Joodse bevolking, zijn betrokkenheid op studenten en zijn voortdurende zorg voor medegevangenen en gebed voor zijn beulen. Hij toonde aan dat de mens geen individualistisch wezen is dat alleen voor zichzelf leeft. De mens staat ten diepste in relatie tot de ander en komt alleen ten volle tot bloei in een liefdevolle verhouding tot zijn naaste. Deze visie op de mens als intrinsiek waardevol en relationeel wezen vertoont grote overeenkomsten met de stroming van het personalisme waar denkers als Max Scheler (1874-1928), Dietrich von Hildebrand (1889-1977) en Paul Scholten (1875-1946) in thuishoren. Waarschijnlijk heeft Brandsma in Rome contact gehad met Von Hildebrand. Een andere bekende personalist is Johannes Paulus II (1978-2005) die hem in de homilie van zijn zaligverklaring op 3 november 1985 als voorbeeld van liefde noemde voor ‘de gelovigen van zijn land, Nederland’.[9]
De twee kanten van Titus Brandsma
De persoon van Titus Brandsma bevat eigenlijk twee kanten: de mystiek-filosofische kant en de sociaal-politieke kant. De verbinding tussen deze twee kanten komt het beste tot uiting in zijn reeds genoemde requisitoir tegen de NSB, Waarom verzet, opgetekend in de politiegevangenis op 22 januari 1942. In plaats van polemische retoriek over de verschillen tussen Nederland en Duitsland zocht Brandsma naar de verbinding in het heetst van de strijd waarmee hij blijk geeft van diepe naastenliefde. In de slotzinnen eindigde hij zijn verantwoording met deze vredeswens:
‘God zegene Nederland. God zegene Duitsland. Geve God, dat beide volken weldra weer in volle vrede en vrijheid naast elkander staan in zijn erkenning en tot zijn eer tot heil en bloei van beide zoo na verwante volken.’[10]
Foto: Fotograaf Agaath
[1] Van der Meer, Baur en Engelbregt (red.) De Katholieke Encyclopaedie, Amsterdam: Uitgeverij Joost van den Vondel, 1950, p. 19.
[2] https://www.titusbrandsmainstituut.nl/nl/contact/medewerkers/bocken-inigo/.
[3] https://www.kn.nl/nieuws/acht-nieuwe-artikelen-van-titus-brandsma-gevonden/.
[4] https://www.titusbrandsmainstituut.nl/nl/.
[5] https://www.karmel.nl/tegen-het-nationaalsocialisme/.
[6] Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in den Tweede Wereldoorlog, 1939-1945, Deel 5, tweede helft, ’s-Gravenhage, 1974, p. 757-759.
[7] Brandsma, Diesrede Godsbegrip, Nijmegen, 1932, p. 1.
[8] Brandsma, Diesrede Godsbegrip, Nijmegen, 1932 p. 23-24.
[9] https://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=379&id=0.
[10] Brandsma, Waarom verzet zich het Nederlandsche volk, met name het Katholieke volksdeel, tegen de N.S.B.? 1942.
Geef een reactie
Het hoger onderwijs in coronatijd
Weinig studenten zullen op 12 maart het gebouw van hun hogeschool of universiteit uitgelopen zijn in de wetenschap dat het laatste fysieke college van het academisch jaar net afgelopen was. Toch bleek die bewuste donderdag in maart, na de persconferentie van premier Rutte, Jaap van Dissel en toenmalig zorgminister Bruno Bruins en de chaotische uren die daarop volgden, dat fysiek onderwijs er voorlopig niet meer in zou zitten op de Nederlandse hogescholen en universiteiten. Er werd overgeschakeld op digitaal onderwijs en er mag een groot compliment gegeven worden aan de hoogleraren en andere docenten, die vaak binnen een paar dagen tijd het gehele curriculum online wisten voort te zetten. Maar nu het inmiddels zomervakantie is en het nieuwe collegejaar voor de deur staat, doemt de vraag op hoe het onderwijs aan de Nederlandse hogescholen en universiteiten er uit moet zien in de zogenaamde anderhalvemetersamenleving.
Je studententijd is natuurlijk bij uitstek een periode waarin je wereld verbreed wordt. Studeren is immers veel meer dan academische kennis opdoen. Het is een unieke, vormende tijd waar je, vaak in een nieuwe omgeving, mensen van allerlei pluimage leert kennen. Je ontdekt wie je zelf bent en in wat voor een gemeenschap je staat. Dat zit al in de kleine dingen, zoals een gesprekje bij de koffieautomaat in de pauze van een hoorcollege of werkgroep. Alleen al om die reden is studeren erg waardevol.
Ook staan studenten vaak midden in de samenleving, ze zijn onder meer actief binnen verenigingen en dragen hun steentje bij aan de samenleving door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen. Dat het studentenleven anders zal worden op de anderhalvemeteruniversiteit is onontkomelijk, maar we zullen er wel voor moeten waken dat het waardevolle, vormende element van studeren niet vergeten wordt. Vooral voor de aankomende eerstejaarsstudenten zal hier rekening mee gehouden moeten worden. Het is voor deze groep extra belangrijk dat zij zich geborgen zullen gaan voelen in hun nieuwe studentenstad en dat ze zich snel kunnen wortelen in hun nieuwe omgeving. Vanuit je nieuwe studentenkamer of bij je ouders thuis een Zoomsessie volgen met al je nieuwe studiegenoten is dan niet voldoende. Daarom zullen de hogescholen en universiteiten eerstejaarsstudenten voorrang moeten geven bij de verdeling van de beperkte ruimte die er is voor fysiek onderwijs.
Dat betekent echter niet dat de ouderejaarsstudenten dan maar vergeten moeten worden en het gehele collegejaar 2020-2021 van achter hun laptop moeten volgen. Nu de maatregelen steeds verder versoepeld worden, zou fysiek onderwijs ook voor grotere groepen studenten mogelijk moeten zijn, zolang de anderhalve meter maar gewaarborgd kan worden. Dit vraagt om enigszins creatieve oplossingen. Het University College Roosevelt in Middelburg heeft bijvoorbeeld al aangekondigd colleges te gaan geven in de open lucht en de colleges aan de Radboud Universiteit zullen gegeven worden in de stadsschouwburg en concertzaal de Vereeniging in Nijmegen. Op die manier kunnen ze zo’n duizend studenten per dag van fysiek onderwijs voorzien. Andere universiteiten zijn helaas nog niet zo ver, maar wij denken dat het toch mogelijk zou moeten zijn om ook in Amsterdam, Leiden, Utrecht en de andere studentensteden locaties te vinden die grootschaliger fysiek onderwijs mogelijk kunnen maken.
Daarnaast kampen studenten met nog een ander probleem: een uitermate zwakke minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Naarmate de coronacrisis steeds verder vorderde, werd het pijnlijk duidelijk dat het hoger onderwijs laag op het prioriteitenlijstje staat van het kabinet. Waar een financiële regeling voor het bedrijfsleven al op 17 maart aan de Kamer werd gecommuniceerd, werden (en worden) studenten volledig aan hun lot overgelaten: “Ga maar extra lenen”, aldus Van Engelshoven. Hiermee liet de minister zien dat ze totaal geen feeling had met studenten en de algehele wanhoop in het hoger onderwijs. Dat dit geen incident was, bleek wel uit de grote hoeveelheden proefballonnetjes die er de afgelopen maanden vanuit Den Haag werden gelanceerd (onderwijs in de avonduren, in de weekenden, studenten weren uit de spits) om vervolgens onder grote druk van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de rectoren van de Nederlandse universiteiten weer ingetrokken te worden.
Het is daarom te hopen dat nu de situatie niet meer zo kritiek is, het hoger onderwijs eindelijk de prioriteit gaat krijgen die ze van het begin af aan had moeten krijgen. De grootste belemmeringen voor het voorzichtig heropstarten van het fysiek onderwijs zijn onder meer de veiligheidsregio’s, die verschillende universiteiten vooralsnog niet toestaan om onderwijs op locatie te geven omdat ze vrezen voor hele drommen studenten in het openbaar vervoer. Hoewel deze zorgen bij een kleinschalige heropstarting waarschijnlijk ongegrond zijn, kan het natuurlijk nooit kwaad om na te denken over mogelijke oplossingen. Deze oplossing hoeft niet per se van bovenaf te komen en een groot deel van de verantwoordelijkheid kan prima bij de student zelf gelegd worden. Een oproep van de universiteit aan studenten die op kamers zitten in de stad waar ze studeren om niet met het ov, maar op de fiets naar college te komen, zou het openbaar vervoer in de studentensteden al flink ontlasten. Als er daarnaast in samenspraak met gemeentes of andere instanties alternatieve onderwijslocaties gevonden kunnen worden (zoals in Nijmegen), kan een eventuele stroom studenten die vanuit andere steden moet komen, verspreid worden over de stad.
Daarnaast moeten we ook voorkomen dat we het kind met het badwater weggooien wanneer er een vaccin is en we weer terug kunnen naar het ‘oude’ normaal. De noodgedwongen digitaliseringsslag die hogescholen en universiteiten moesten maken heeft zeker ook een positieve kant, zowel voor docent als student. De afgelopen maanden werd bijvoorbeeld duidelijk dat sommige grote hoorcollegereeksen prima digitaal gegeven kunnen worden, denk bijvoorbeeld aan inleidende vakken bij grote, populaire studies als Rechtsgeleerdheid en Geneeskunde. In de ideale wereld zullen we in de toekomst een balans vinden waarbij fysiek en online onderwijs op een flexibele manier afgewisseld worden, zodat de tijd dat je aanwezig bent op de universiteit zo efficiënt mogelijk benut wordt. Hierdoor heb je als student meer ruimte om je op de vormende kant van het student zijn te richten. Iets wat zoals eerder genoemd, helaas maar onontkomelijk, een stuk minder mogelijk is in de anderhalvemetersamenleving.
In een paar maanden tijd is het studentenleven dus flink veranderd. De collegezalen en studentensociëteiten zijn ingeruild voor schermen van laptops en tablets. Maar met een beetje creativiteit en buiten de gebaande paden denken, moet het mogelijk zijn om vanaf september weer beperkt fysiek onderwijs aan te bieden. Daarbij moet de prioriteit gegeven worden aan eerstejaarsstudenten, maar ook de ouderejaarsstudenten moeten niet vergeten worden. Dat vraagt om improviserend vermogen, maar verschillende universiteiten hebben al laten zien dat er best wel wat mogelijk is. Niet alleen voor de komende tijd, maar ook wanneer we, hopelijk snel, weer terug kunnen naar het ‘oude’ normaal.
Geef een reactie
Alleen
Daar was het dan. Corona. Uit het niets werd ons leven
stil gegooid. Niet meer naar het terras, school of bioscoop. Het was er even
niet. Dit alles staat misschien nog in schril contrast met de situatie in de
ouderenzorg als gevolg van corona. Van de een op de andere dag konden wij onze opa’s,
oma’s en andere geliefden in verzorgingstehuizen niet meer bezoeken. Het vaste
ritueel voor velen viel weg.
Voor velen sloeg de machteloosheid al snel toe. Hoe zorg ik ervoor dat mijn
geliefde zich niet eenzaam gaat voelen? Beeldbellen via de telefoon werd al
snel als oplossing geboden maar iedereen wist dat dit geen oplossing was. Het
contact is er niet, je kan elkaar niet aanraken of vastpakken. Als iemand lijdt
aan dementie begrijpt diegene vaak zelfs niet dat ze tegen jou praten via een
schermpje. Wat kan nog meer een oplossing zijn? Voor het verzorgingstehuis
staan zodat je elkaar toch kunt zien, werd ook geprobeerd. Hier speelde
hetzelfde probleem: geen echt contact.
Dit gebrek aan contact zorgt al snel voor problemen. Eenzaamheid lijkt ziektes
als dementie alleen maar te verergeren en deze coronacrisis zorgt ervoor dat de
situatie voor velen verder verslechterd door de eenzaamheid. De ouderen in
verzorgingstehuizen voelen zich alleen. Zij willen niets liever dan hun
geliefden in de armen sluiten. De regering probeert zoveel mogelijk
mensenlevens te redden. Dat is op zich een nobel streven. Het probleem is
echter dat deze mensen in verzorgingstehuizen al in de laatste fase van hun
leven zitten. Wat zij nu nodig hebben is contact met familie, geliefden en
andere naasten. Zij moeten, in deze laatste fase, volop kunnen genieten van de
liefde die wij ze te bieden hebben. Laten wij er met zijn allen voor zorgen dat
dit ook mogelijk is.
Deze column is eerder (3 juni 2020) als bestuurscolumn verschenen bij CDJA Noord-Holland.
Geef een reactie
“Your Techcellency”
Een van de grootste winnaars van het coronavirus is digitalisering. Terwijl de wereld in lockdown ging, de winkels sloten, de mensen thuisbleven, boekten de grote online retailers, videodiensten, bezorgdiensten en social media platforms recordomzetten. Het virus versnelt een trend die al langer gaande is: de groeiende macht van big tech. Met hun almachtige algoritmes, geperfectioneerde bedrijfsprocessen en eindeloze cashreserves kunnen deze technologische bedrijven alle crises overleven en zelfs benutten. Beleidsmakers staan voor duivelse dilemma’s om de vele voordelen af te wegen tegen de nadelen die deze bedrijven met zich meebrengen.
Over het algemeen heeft technologie en het bijbehorende bedrijfsleven ons leven onherkenbaar doen veranderen en veelal ten goede. Gigantische technologiebedrijven zoals Amazon, Apple, Facebook, Google en Microsoft hebben een groot scala aan producten en diensten ontwikkeld die hecht zijn verweven met het dagelijks leven van miljarden gebruikers over de hele wereld. De bovengenoemde bedrijven genereerden al meer dan 2,5 biljoen dollar aan welvaart die economische groei wereldwijd stimuleerde.
De dominante marktposities, het onbeperkte vertrouwen van aandeelhouders, de grote hoeveelheid beschikbare gebruikersinformatie en de charismatische leiders van de bedrijven hebben een nieuwe industriële revolutie ontketend. De hoge snelheid waarmee nieuwe technologie op de markt wordt gebracht, zorgt ervoor dat er op cultureel, moreel en juridisch gebied nog niet voldoende is nagedacht over de gevolgen van de nieuwe uitvindingen.
De technologieën die ten grondslag liggen aan het succes van de bedrijven brengen uitdagingen met zich mee van ongekende grootte. De massale werkeloosheid die kan volgen op grootschalige robotisering en digitalisering, het toenemende verlies van privacy door het ‘surveillance kapitalisme’, het betalen van weinig tot geen belasting, het ondermijnen van democratische processen en het verstoren van marktwerking zijn allemaal gevolgen van de omvang en aard van de tech-giganten.
Tegelijkertijd zijn het de drijvers van de innovatie van technologieën die de 21e eeuw vorm gaan geven en die grote kansen bieden. Daarom staan overheden voor de Herculeaanse uitdaging om die ontwikkelingen in goede banen te leiden. Niet voor niets stelde Urusula von der Leyen de ‘Big-tech slayer in chief’ Margrethe Vestager aan in haar Commissie om Europa klaar te maken voor het digitale tijdperk. Toch valt het te betwijfelen of dit genoeg is om de lidstaten van de Europese Unie ook daadwerkelijk klaar te maken voor al die nieuwe technologieën – Europa heeft immers zelf misschien niet voldoende te bieden op het gebied van nieuwe technologie.
Overheden moeten innovatie blijven stimuleren en huidige grote technologische spelers streng blijven reguleren. Ondertussen moet er worden gezocht naar creatieve oplossingen om de ontwikkelingen van de vierde industriële revolutie optimaal te benutten. Een voorbeeld hiervan is het ‘TechPlomacy’ initiatief van Denemarken, dat medio 2017 als eerste staat ter wereld een ambassadeur naar de Silicon Valley stuurde. Als een van de meest open en gedigitaliseerde economieën ter wereld is het voor Denemarken van vitaal belang in dialoog te blijven met de architecten van de nieuwe economie. Daarom heeft de Deense overheid een ambassade met een voltallig team diplomaten die werken op het snijvlak van buitenlands beleid en technologie.
De Nederlandse economie is in zekere zin niet veel anders dan die van Denemarken: open, kennisgericht en bijzonder afhankelijk van digitalisering. Voor Nederland zou het ook goed zijn om verder te kijken dan enkel de bilaterale verhoudingen met de Verenigde Staten en intensiever contact te zoeken met de architecten van de digitale revolutie.
Geef een reactie
De stad als spiritueel probleem
Amsterdam, Rotterdam, Rome, Parijs, Londen, Berlijn, New York, Barcelona: steden met een ongekende aantrekkingskracht. Het dominante perspectief op een stad is dat daar nieuwe ideeën worden gevormd over hoe te leven, wat te eten en hoe je te kleden. Verder kan er hoogstaand onderwijs genoten worden, zijn juist in een stad interessante netwerken te ontdekken en zijn daar de machtige bedrijven gevestigd. Het perspectief dat een stad ziet als een oorlogsverklaring aan de Schepper is ons echter wezensvreemd. Toch werkt de Franse jurist, socioloog en theoloog Jacques Ellul (1912-1994) in ‘De grote stad. Een bijbels perspectief’ een visie op de grote stad (Sans feu ni lieu ) uit als spiritueel probleem. Naast het voorliggende boek heeft Ellul vele andere publicaties op zijn naam staan. Verder is het vermeldenswaardig dat Ellul een protestant in Frankrijk was, lid was van de Église Reformeé en daar ook wel diensten leidde.
Aanleiding en methode
Ellul schreef zijn boek over de stad net na de Tweede Wereldoorlog (tussen Kerst 1947 en Pasen 1951). Hij noemt de Tweede Wereldoorlog als een oorlog van steden; ze werden immers veelal verwoest (denk alleen al aan Rotterdam, alwaar deze recensie geschreven wordt). Verder wijst hij erop dat tegelijkertijd planologen nieuwe steden ontwierpen waarin mensen zich thuis zouden voelen. Wat de “ideale samenleving” leek, bleek anders uit te werken. De stad is verre van maakbaar, aldus Ellul. Maar, wie de Bijbel enigszins kent, kan zich afvragen: heeft de stad in de Bijbel niet juist een speciale functie? Heeft God zich niet verbonden met Jeruzalem (als stedelijk centrum voor het uitverkoren volk Israël)? Is het Jezus niet die zijn leerlingen opdracht geeft om naar de steden te gaan? Ging Paulus de steden in Klein-Azië niet langs? Deze vragen zijn terecht, maar hierin is tekenend de wijze waarop Ellul de Bijbel leest.
Zijn hoofdthese is namelijk, en daarom is het “woord vooraf” zo belangrijk, dat alle Bijbelboeken, in welke tijd of cultuur ze ook zijn geschreven en welk soort tekst (geschiedenis, profetisch, lied) ze ook bevatten, dezelfde analyse verkondigen: de stad staat gelijk aan rebellie (de wijze van schriftopvatting zou de lezer kunnen laten denken aan het essay “De Schrift” van C.S. Lewis). Uit het voorgaande volgt dat de Bijbel in zijn totaliteit een openbaring over de stad bevat.
Strijd
Het gaat Ellul er niet om dat steden in vergelijking tot eeuwen geleden leefbaarder zijn of dat steden niet in primo een strijd oproepen. Het is hem te doen om de geestelijke werkelijkheid ervan te doorgronden! In de steden is de echte crisis gelegen. Stedenbouwers in de Bijbel keren zich van God af en bouwen aan hun eigen koninkrijk. Kaïn is hierin de eerste die na de beruchte broedermoord een zwervend bestaan leidt en een stad bouwt. Verder wordt Nimrod genoemd, die Babel en Ninevé zou hebben gebouwd. Over Jeruzalem, de stad van David, wordt door de profeten kritisch gesproken. Jezus brengt steden als Chorazin, Betsaide en Kafarnaum in verband met oordeel (Mattheus 11: 20-24). Verder wordt in het boek Openbaring de grote stad vergeleken met een hoer die de wereld dronken maakt met haar verlokkingen. Kortom: niet overal wordt in de Bijbel positief gesproken over de stad (spiritueel probleem).
Vrijheid
Het mooie is dat de Bijbel de stad niet alleen in het oordeel laat, maar de stad ook bevrijdt. De stad als spiritueel probleem vindt doorbraak. God schept de stad, zo laat Ellul vanuit diverse Bijbelgedeelten zien. Denk aan de stad Ninevé in het boek Jona. Ellul schrijft in dit kader (p. 113): “We moeten zorgen voor een combinatie van ongerustheid en hoop in onze steden, daar gaat het om in die strijd. Dat is het einddoel van alles waarvoor de stad werd gebouwd. Als die verwachting constant en waarachtig is, als ze ontkiemt in het hart van de mensen, leidt ze tot de ondergang van de geestelijke macht van de steden.” De dialectiek tussen inspanningen om de stad te behouden en het oordeel is eveneens de kern van het Evangelie van het Koninkrijk van Jezus. Het leidt tot vrijheid, schrijft Ellul (p. 119).
Nadrukkelijk onderscheid
Uit het voorgaande volgt dat Ellul nadrukkelijk dit onderscheid maakt aangaande de stad als spiritueel probleem: de stad ligt onder Gods vloek (vanwege hoogmoed van de mens), maar dit geldt niet voor degenen die in de stad wonen. Naast het oordeel is er bevrijding. De geschiedenis van Jeruzalem is volgens Ellul hierin tekenend. In Jeruzalem ligt het fundament van het andere Jeruzalem (Jesaja 28:16). Juist Jezus die in Jeruzalem wordt geofferd als koning van de Joden, en in deze stad wordt opgewekt als Heer van de wereld, openbaart deze stad zich als uitverkoren stad. Jeruzalem is daarmee bij uitstek de stad van de koning van de Joden én de heidenen (p. 189). Uiteindelijk kiest God, zoals uit het boek Openbaring blijkt, een “nieuw Jeruzalem” als thuis voor mensen om in vrijheid te leven. Ellul schrijft daar in zijn laatste hoofdstuk over. Omdat de mens gehecht lijkt te zijn aan de stad, zal God uit liefde besluiten om daar in de definitieve schepping rekening mee te houden, aldus Ellul. God zal de vruchten van de menselijke arbeid erkennen en opnemen. Daarin schuilt iets fascinerends en mysterieus!
Cultuurkritisch
Weliswaar is het boek van Ellul geschreven vanuit een Bijbels perspectief, maar het is ook een cultuurkritisch boek. Volgens Ellul laat de Bijbel zien dat de stad een uiting is van rebellie tegen de vrijheid zoals die door God is bedoeld, vanaf Kaïn tot aan Babylon. Door torens te bouwen om zich te beschermen, opent de mens de deur voor afgoden in zijn leven. De stad is een systeem waar geld, techniek en machten dominant zijn. Door de zucht naar autonomie en vrijheid maakt de mens zichzelf juist tot slaaf. Elluls ideeën over techniek en macht, die ook in het voorliggende boek te herkennen zijn, zijn in Nederland in de jaren ’80 onder meer door Hans Achterhuis en Egbert Schuurman – overigens niet als zodanig gelieerd aan het christendemocratisch gedachtengoed, maar m.i. staat het daar zeker niet los van – in het publieke debat ingebracht. De ideeën van Ellul over de stad kunnen controversieel overkomen, en haaks staan op het idee van de stad die bij ons opkomt. Als het boek met die insteek gelezen wordt, dan gaat het zijn doel voorbij. Het boek van Ellul schept een kritische blik op de stad en laat de lezer niet onbekommerd door een stad fietsen. Een stad biedt veel moois, maar is – zoals we hebben gezien in het voorgaande – tegelijkertijd een spiritueel probleem.
Conclusie
In dat spoor laat Ellul ons achter met zijn boek. Het is vol enthousiasme geschreven vanuit nieuwe ontdekkingen, het is een persoonlijk en daarmee getuigend boek, het is een theologisch boek, maar het is vooral een confronterend boek. Anders dan vanuit de maakbaarheid en op mechanisch gefundeerd denken, stelt het ons voor grote en fundamentele vragen. Is onze vooruitgang een en al? Is vooruitgang alleen in verband te brengen met de stad? Hoe verhoudt de stad zich tot de natuur en het platteland? Hebben we oog voor machten die vat op ons kunnen hebben? Hoe kunnen we daarvan worden bevrijd? Hoe verhouden macht en vrijheid zich tot elkaar?
Jacques Ellul. De grote stad. Een bijbels perspectief. Vertaald uit het Frans door Marianne van Reenen en ingeleid door Frank Mulder. Middelburg: Skandalon, 2020. 271 pagina’s. ISBN 9789492183903.
Geef een reactie
Politieke update
In de afgelopen periode is er veel gebeurd. Ondanks het uitbreken van de coronapandemie hebben we onze werkzaamheden op afstand voortgezet. Wij zijn bezig geweest met onze inbreng voor het verkiezingsprogramma van het CDA, hebben verschillende resoluties aangenomen tijdens AB-vergaderingen, de werkgroepen hebben grotendeels digitaal plaatsgevonden en wij hebben meegewerkt aan een nieuw vliegpact. Helaas hebben wij het politieke gedeelte van het CDJA-congres dit jaar overgeslagen omdat het lastig is digitaal debat te voeren zoals we dat normaal gesproken gewend zijn. Wij hopen uiteraard in het najaar weer met elkaar over standpunten te discussiëren op een congres. In deze update ga ik op aan aantal politieke werkzaamheden van de afgelopen periode in.
Onze inzet voor het CDA-verkiezingsprogramma: ‘Geloof in Nederland’
Onder redactie van Arne de Kruijff, Reinder van Meijeren, Niels Honkoop en Hielke Onnink hebben wij ons eigen CDJA-verkiezingsprogramma vastgesteld, genaamd ‘Geloof in Nederland’. Dit programma bevat onze inzet voor de Tweede Kamerverkiezingen 2021. De belangrijkste opdracht voor het CDA richting jongeren is om weer toekomstperspectief te scheppen. Jongeren willen iets maken van hun leven. Maar het idee van de maakbare samenleving, waarin je enkel zelf verantwoordelijk bent voor je eigen geluk en succes, drukt als een juk op hun schouders. Jongeren zijn beter in staat wat terug te doen voor de samenleving wanneer zij zich minder zorgen maken over hun eigen toekomst. Door die zorgen serieus te nemen, ontplooien we een generatie die saamhorigheid zal oogsten.
Manifest aan de kandidaat-lijsttrekkers
De afgelopen weken hebben wij bij onze lijsttrekkerskandidaten aandacht gevraagd voor de punten die voor jongeren belangrijk zijn, zoals verwoord in ons verkiezingsprogramma “Geloof in Nederland”. Hugo, Mona en Pieter zijn hierop ingegaan. Op basis van onze gesprekken met de kandidaten, hun reactie op ons manifest en hun optreden op Super Saturday, kunnen we met trots zeggen dat bij alle kandidaten het jongerenbelang goed gewaarborgd is. Onze stemadviezen voor de drie kandidaten waren als volgt:
Hugo de Jonge heeft zich als eerste bij ons gemeld. Hij sprak zich op ons digitale congres en op Super Saturday uit voor de terugkeer van de basisbeurs, het tegengaan van excessen in de economie en herstel van de woningmarkt. Hugo heeft verschillende van onze punten laten doorschemeren bij zijn optredens en in zijn Belvedere-speech. Hij heeft zijn leiderschap bewezen in de coronacrisis, en daar zijn wij hem zeer erkentelijk voor. Ook sprak hij zich uit voor een diversere kieslijst. Wij hopen van harte dat ook voor jongeren een mooie plek is weggelegd op Hugo’s CDA-lijst! Hugo is de man van het actieplan, en Nederland kan de komende tijd nog heel wat van Hugo’s actieplannen gebruiken, voor de woningmarkt bijvoorbeeld.
Mona Keijzer is een dame die zegt waar het op staat. Met een no-nonsense mentaliteit en concrete ideeën benadert zij echte problemen voor de mensen. Zij is wars van overbodige regels en spreadsheetbeleid en zoekt naar de dingen die wel kunnen. Ze baalt van de polarisatie in Nederland en geeft aan dat het CDA bij uitstek in staat is om de verbinding weer te vinden. Mona heeft uitgebreid de tijd genomen om met ons te spreken over ons Manifest. Het leenstelsel en de huizenmarkt behoren tot haar grote zorgen, en ze heeft vanuit haar eigen omgeving gezien welke problemen deze onderwerpen opleveren. Mona heeft hart voor de kleine ondernemer en steunt ons pleidooi voor meer Rijnlandse polders en minder flexwerk. Ook zij omarmt ons verkiezingsprogramma, en wees op concrete voorstellen die zij in dat kader al heeft gedaan.
Pieter Omtzigt heeft een sterk verhaal. Zijn pleidooi voor een betrouwbare en integere overheid als schild voor de zwakken is er een waar veel mensen om vragen. Waar de markt en staat een grote rol zijn gaan spelen, vraag Pieter zich af of de samenleving nog voldoende ruimte krijgt. Ook pleit hij voor een economie die robuuster is en meer gestoeld is op eigen bezit in plaats van schulden. Dit raakt aan de problematiek van de woningmarkt, flexbanen en het leenstelsel uit ons manifest. Pieter is kritisch op instituties, niet om deze te beschadigen, maar om ze uiteindelijk sterker te maken, zo zegt hij zelf. Want we willen allemaal instanties waar we op kunnen vertrouwen. Tijdens zijn optreden op Super Saturday bleek dat Pieter haarfijn de vinger op de zere plek kan leggen, en concreet kan uitleggen wat fout gaat in Nederland en hoe het beter kan.
Vliegpact
Het vliegpact dat het CDJA heeft medeondertekend, is aangeboden aan de Tweede Kamer. In het vliegpact pleiten wij voor halvering van CO2-uistoot in de luchtvaart in 2035 door slim te innoveren, logistieke oplossingen en compenserende maatregelen. Ook staan wij achter een proportionele taks op kerosine.
Resoluties en visiestukken
Resolutie Topsport zonder LOOTstatus (afdeling Overijssel)
Het CDJA vindt dat jongeren die mantelzorg verlenen meer mogelijkheden moeten krijgen om steun te ontvangen, zoals de LOOTstatus die ook topsporters ten deel valt. Na het aannemen van deze resolutie verscheen de volgende opiniebijdrage in Trouw: https://www.trouw.nl/opinie/geef-jonge-mantelzorger-dezelfde-kansen-als-een-jonge-topsporter~b313e7c5/.
Resolutie kerncentrale Borsele (afdeling Zeeland)
Het CDJA is van mening dat de kerncentrale in het Zeeuwse Borsele langer open moet blijven. Kernenergie is een CO2-neutrale vorm van energie opwekken die niet kan ontbreken in de duurzame energiemix die we nastreven. Het uitsluiten van kernenergie is niet alleen duur, maar heeft ook grote gevolgen voor ons landschap.
Resolutie Borsele 2, 3 en 4 (afdeling Zeeland)
Niet alleen pleiten wij ervoor Borsele langer open te houden, wij willen ook dat onderzoek wordt gedaan naar het openen van andere kerncentrales elders in het land. Dit is nodig om de doelen uit het klimaatakkoord te bereiken. Investeerders zijn echter huiverig om geld te steken in kerncentrales omdat de Nederlandse regering ambivalente signalen afgeeft over de toekomstbestendigheid van kernenergie. Wij dringen erop aan dat de regering garandeert een nucleaire businesscase niet te zullen dwarsbomen en indien zij dat wel doen de nevenschade te zullen compenseren.

Resolutie Pillenfeest organiseren? Straf incasseren! (Dagelijks Bestuur)
Het CDJA is van mening dat de handhaving tegen drugs op festivals ook de verantwoordelijkheid is van de organisatoren die geld verdienen aan een ‘pillenfeest’. De drugsmarkt in Nederland is enorm groot. Op narcogeld drijft een grote criminele wereld waarbij afpersing, geweld, milieuvervuiling, financiering van terrorisme en oorlog in Latijns-Amerika gemoeid gaan. Meeliften op drugsgebruik is eigenlijk een vorm van steun verlenen aan georganiseerde misdaad. Wij zijn van mening dat organisatoren beter in staat zijn effectief op te treden dan de politie, en vinden dat zij hiertoe ook een wettelijke verplichting opgelegd zouden moeten krijgen.
Visiestuk Leerrechten (werkgroep SEF)
Het CDJA heeft de afgelopen jaren hard campagne gevoerd tegen het leenstelsel voor studenten. Toen bleek dat de basisbeurs niet terugkwam in het regeerakkoord 2017-2021, zijn wij blijven nadenken over een werkbaar alternatief. Afgelopen voorjaar heeft de werkgroep SEF een visiestuk gepresenteerd over ‘leerrechten’, waarin wij een geloofwaardig alternatief zien voor de basisbeurs en het leenstelsel. Leerrechten zijn een pot met geld in het kader van Leven Lang Leren waar iedereen gedurende zijn leven aanspraak op kan maken om zich om of bij te scholen. De commissie Borstlap adviseert de regering om een dergelijk stelsel, dat al in veel andere landen bestaat, op te nemen in het beleid. Wij bedachten, als je die pot met geld een aantal jaren naar voren trekt zodat een eerste universitaire, HBO- of mbo-opleiding hier ook onder valt, dan heb je een redelijk alternatief voor de weggevallen basisbeurs en kan iedereen vlot met zijn studerende of werkzame leven van start. Studiefinanciering wordt hiermee van een pure onderwijskwestie een arbeidsmarktkwestie. Wij hopen dat de commissie Knapen, met wie wij uitvoerig hebben gesproken, ons idee overneemt.
Resolutie hypotheekrenteaftrek (werkgroep SEF)
De koopwoningmarkt voor starters zit muurvast. De regering heeft besloten de hypotheekrenteaftrek af te bouwen die decennialang de prijs van koopwoningen heeft opgestuwd. Jaarlijks gaan hier miljarden in rond. Wij zijn van mening dat de hypotheekrenteaftrek in hoger tempo moet worden afgebouwd naar 0 procent dan nu gebeurt.
Resolutie marinier hier (afdeling Zeeland)
Wij vinden dat de beloofde marinierskazerne of een gelijkwaardige overheidsinstelling zich alsnog in het Zeeuwse Vlissingen zal moeten vestigen. Gebeurt dit niet, dan dient Zeeland afdoende te worden gecompenseerd. Het spreiden van overheidsorganen over het land is nuttig, en een economisch zwakkere regio kan een dergelijk kwalitatieve instelling goed gebruiken.
Resolutie centrale regie daklozenproblematiek (werkgroep JBB)
Het CDJA maakt zich zorgen over de toename van het aantal daklozen in Nederland. Ondanks dat de economie de afgelopen jaren is gegroeid, is het aantal dak- en thuislozen ook toegenomen. De regie ligt momenteel bij gemeenten. Wij zijn van mening dat er meer centrale regie moet worden gevoerd om het daklozenprobleem tegen te gaan, en niet van enkel de geregistreerde daklozen.
Resolutie Economische onafhankelijkheid (werkgroep BZD)
De coronacrisis heeft aangetoond dat Nederland in hoge mate afhankelijk is geworden van het buitenland voor de aanvoer van essentiële grondstoffen en materialen die in crisissituatie nodig kunnen zijn. Met een resolutie van de werkgroep BZD roepen wij op om de productieprocessen beter te diversifiëren door een betere middenweg te vinden tussen de vrije globalisering en het zelfvoorzienend (autarkisch) functioneren van de economie. Hierdoor wensen wij meer productieprocessen dichter bij huis, binnen de Europese Unie, plaats te laten vinden.
Visiestuk China (werkgroepen BZD en Europa)
Afgelopen periode hebben de werkgroepen BZD en Europa gezamenlijk gewerkt aan een visiestuk over China. Het idee was om deze door middel van een speciaal uit te roepen CDJA-raad te bediscussiëren en aan te nemen in het bijzijn van Tweede Kamerlid Martijn van Helvert. Corona gooide echter roet in het eten, waardoor wij de raad hebben verplaatst naar een nog nader te bepalen moment in het najaar.
Resolutie waardige zorg (werkgroep VWS)
De coronacrisis heeft aangetoond dat de druk op reguliere zorg en geestelijke gezondheidszorg problematische vormen heeft aangenomen. Wij pleiten voor een landelijk plan van aanpak om de deze zorg ook in crisistijden toegankelijk te houden.
Resolutie maatschappelijke diensttijd (werkgroep SEF)
Het CDJA is van mening dat er landelijk een verplichte maatschappelijke diensttijd moet worden ingevoerd. Uit verschillende rapporten blijkt dat met name kwetsbare jongeren hier baat bij hebben. Wij pleiten voor meer maatschappelijke cohesie, het aanpakken van eenzaamheid, het tegengaan van polarisering en menen dat de maatschappelijke diensttijd hier een goede bijdrage aan zal leveren.
Resolutie geweld tegen hulpverleners (werkgroep JBB)
Het CDJA is van mening dat geweld tegen hulpverleners bij wijze van strafverzwarende omstandigheid harder moet worden bestraft, en pleit ervoor dit vast te leggen in de wet.
Resolutie CO2-opslag (werkgroep DNL)
Het CDJA wenst Nederland beter voor te breiden op de opslag van CO2 en hiertoe de nodige maatregelen te nemen. We kunnen namelijk niet CO2-neutraal worden indien we niet ook deze mogelijkheden beter onderzoeken en benutten.
Resolutie CO2 als grondstof (werkgroep DNL)
In aanvulling op de vorige resolutie pleit het CDJA er nu ook voor om CO2 ook te zien als een onderdeel van de circulaire economie. Wij pleiten ervoor te investeren in onderzoek dat Nederland klaarstoomt hier werk van te maken.
Resolutie Staatssecretaris voor Europese Zaken (werkgroep Europa)
In samenwerking met het internationaal secretariaat heeft de werkgroep Europa deze resolutie opgesteld. Het CDJA is van mening dat omwille van de eenduidigheid en de diplomatieke consistentie het wenselijk is om te werken met een staatssecretaris voor Europese Zaken. Sinds Rutte regeert kent Nederland deze positie niet meer in zijn regering, waardoor veel Europese zaken binnen de portefeuille van de premier liggen. Wij menen dat de effectiviteit van Nederland kan worden vergroot door deze kabinetspositie te herstellen.
Overig
- Wij zijn op zoek naar een nieuwe werkgroepvoorzitter Onderwijs, Cultuur & Wetenschap, zie daarvoor de vacature op de website;
- Heb je een politiek idee, of wil je een keer meedenken over iets wat je interessant vindt? Neem gerust contact op met Niels Honkoop, bestuurslid Politiek & Internationaal: n.honkoop@cdja.nl.
Geef een reactie
Best coronapractices
De afgelopen maanden waren erg gek. Alles lag stil. Elke CDJA afdeling heeft zich opnieuw moeten uitvinden. Tegelijkertijd was het achter de schermen een zeer succesvolle tijd. Zoals Rutger Ploum zeer oprecht zei over de lijsttrekkersverkiezingen: “Anderen hebben het erover, wij doen het gewoon”, geldt dit voor het CDJA ook op een heel aantal punten. Of in de codes en taal van Camiel Eurlings: “Beste partijvrienden, onze partij heeft het erg moeilijk. En tegelijkertijd… onze volkspartij die staat en leeft.”
Heel veel afdelingen hebben online activiteiten gehouden. Van vragenuurtjes tot masterclasses, pubquizzen en speeddates. Party en Politics bleef fier overeind. In de Duin & Bollenstreek werden er politieke successen geboekt met moties voor woningen voor starters. Met Hilde Palland hebben we ons hard gemaakt voor een aanvalsplan jeugdwerkloosheid en dat komt er. De programmacommissie is erg enthousiast over onze inzet voor het verkiezingsprogram ‘Geloof in Nederland’. Ze komen er regelmatig op terug.
Wat ook erg mooi is: we hebben eindelijk ons eigen Kamerlid op het Binnenhof! Julius Terpstra is tot de fractie toegetreden met een zeer mooie portefeuille, volkshuisvesting. Het is knap hoe hij zich binnen een paar weken al zo op dit zeer belangrijke thema weet te profileren. Ik kijk uit naar de samenwerking in de toekomst zodat we ons goed richting starters en jonge gezinnen kunnen tonen.
Tenslotte doen de lijsttrekkersverkiezingen het CDJA ook erg goed. We hebben in de maand juni evenveel leden verwelkomd als in een normaal kwartaal. En bovenal, door een hard eisenpakket hebben alle kandidaat-lijsttrekkers zich gecommitteerd aan belangrijke jongerenthema’s zoals de giftige cocktail van een flexibele arbeidsmarkt, onbetaalbare woningen en een start met studieschuld. We gaan hoe dan ook het leenstelsel slopen.
Al met al hebben we mooie resultaten geboekt. Ik hoop dat we gauw weer elkaar en alle nieuwe leden fysiek kunnen ontmoeten. Dan kunnen we de successen vieren en vol goede moed richting de campagne voor TK21 kijken!
Geef een reactie
Contents
- Zomernummer
- Begrip voor de Hongaren
- Stop fiscale subsidiëring van ondernemerschap
- Nieuwe DB’ers
- Onbewuste vooroordelen
- De politiek van: Jeltien Kraaijeveld
- De zorg van de toekomst!
- Titus Brandsma, de mysticus met oog voor politiek en journalistiek
- Het hoger onderwijs in coronatijd
- Alleen
- “Your Techcellency”
- De stad als spiritueel probleem
- Politieke update
- Best coronapractices
- Contact
Een mooi stuk! Ik kan me vinden in wat je zegt over de Black Lives Matter beweging, en over hoe we ons bewust moeten zijn van onbewuste vooroordelen die we hebben. Ik schaar me achter je visie dat standbeelden van historische sleutelfiguren zouden moeten blijven bestaan in de publieke ruimte, zij het met een ‘bijsluiter’. Deze mensen hebben per slot van rekening een belangrijke rol gespeelt in de vorming van ons Nederland vandaag de dag. Ik zou daaraan wel toe willen voegen dat er binnen de publieke ruimte ook een plek moet zijn voor sleutelfiguren in bijvoorbeeld de afschaffing van de slavernij. Het huidige straatbeeld is zogezegd nog niet compleet. Daarnaast zou ik je er wel graag op wijzen dat wat je over de aandacht voor kolonialisme en slavernij in de geschiedenis boeken zegt, onjuist is. Zie dit onderzoek van het historisch nieuwsblad: https://www.historischnieuwsblad.nl/slavernij-en-kolonialisme-prominent-in-schoolboeken/
He Bart! Dank voor je reactie. Zelf heb ik 6 jaar geschiedenis gevolgd op het vwo. Er wordt wel aandacht besteed aan kolonialisme en transatlantische slavenhandel en in de link die je in je reactie hebt gezet, wordt gezegd dat 9% over kolonialisme gaat en 4% over slavernij. Een deel hiervan gaat over de afschaffing van de slavernij in Amerika en het abolitionisme, een deel gaat over de overheersing van Afrika door Frankrijk en Engeland en een deel zal dan over het Nederlandse slavernijverleden gaan. De 9% zal zeker niet alleen gaan over Nederland. Ik begrijp ook wel dat er andere Europese landen worden behandeld en dat er beperkte ruimte is voor gebeurtenissen in een handboek. Er wordt in de geschiedenisboeken gesproken van transatlantische slavenhandel en de ruil van wapens tegen slaven en slaven tegen koffie en suiker. Ook wordt er wel in het boek gezegd dat de slaven op elkaar geplakt in de schepen werden gezet en dat een deel de overtocht niet eens overleefde.
Toch vind ik wel dat er te weinig aandacht wordt gegeven aan hoe er werd gekeken naar bijvoorbeeld inlanders, hoe zij werden behandeld en dat hieraan meer aandacht moet worden besteed. Sociale structuren en de status die men genoot op basis van je huidskleur en je ras worden minder naar voren gebracht.
Juist dit aspect is belangrijk om te begrijpen hoe die onbewuste vooroordelen doorwerken in onze hedendaagse maatschappij. Als je bijvoorbeeld het boek ‘Aarde der mensheid’ van de Indonesische schrijver Pramoedya leest, dan zie je dat de vraag of iemand puur wit, halfbloed of inlands was, alles bepalend was voor de sociale status en het respect waar iemand op kon rekenen en dat eerlijke rechtspraak een illusie was voor de oorspronkelijke bevolking in conflicten met een Nederlandse tegenpartij. (de kleine Piketty 2, pagina 44) Over zo’n systeem heb ik toentertijd niet gelezen in mijn geschiedenisboek maar het kan dat dit inmiddels is aangepast. Eigenlijk bedoelde ik met ‘nauwelijks aandacht’ dat ik het jammer vind dat er in de geschiedenisboeken nauwelijks aandacht wordt gegeven aan de behandeling van mensen, dus hoeveel iemand waard is en wat voor werk of slavenhandel je moet verrichten op basis van je uiterlijk. (en dan natuurlijk in het bijzonder in de Nederlandse kolonies)