Wijzigingsvoorstellen statuten en huishoudelijk reglement CDJA.
Geachte leden van het CDJA,
Met gepaste trots kan ik mededelen dat voor jullie het voorstel voor wijziging van de statuten en het huishoudelijk regelement van het CDJA ligt. De afgelopen maanden is de schrijfgroep Statuten/HR hard aan het werk geweest om deze documenten tot stand te brengen. Op de algemene ledenvergadering van 3 en 4 december a.s. zullen beide documenten voorgelegd worden aan de leden.
Lees hier het voorstel van de statuten en hier het voorstel voor het HR.
Voorgeschiedenis
Op de algemene ledenvergadering van 22 mei jl. is het eindrapport van de Commissie Herziening organisatiestructuur CDJA aangenomen. Ook hebben we te maken met de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR). Om de voorstellen uit het eindrapport door te voeren en de eisen die de WBTR stelt op te nemen in de statuten, dienden de statuten en het huishoudelijk reglement van het CDJA herschreven te worden. Hiervoor heeft het Algemeen Bestuur in mei een schrijfgroep ingesteld die de hierboven genoemde opdracht meekreeg. De schrijfgroep heeft op haar eerste bijeenkomst in juni besloten deze opdracht zeer strikt te interpreteren en expliciet er voor te kiezen om geen beleidsmatige wijzigingen door te voeren of om de zogenaamde stofkam door de statuten te halen. Na meerdere schrijfsessies – zowel en petit comité als plenair – is op 24 september jl. het concept wijzigingsvoorstel opgestuurd naar de notaris (Westport Notarissen te Naaldwijk) en op 20 oktober jl. is de conceptakte voor de wijziging van de statuten en het wijzigingsvoorstel voor het huishoudelijk regelement voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur heeft – conform artikel 5.2.2. lid 1 van de huidige statuten – besloten om beide wijzigingsvoorstellen door te geleiden naar de algemene ledenvergadering.
Amendementen
Er is de mogelijkheid om amendementen in te dienen op de wijzigingsvoorstellen. Alleen amendementen met betrekking op de interpretatie van de aanbevelingen uit het eindrapport van de Commissie Herziening organisatiestructuur CDJA zullen ontvankelijk verklaard worden. Dit omdat het doel van deze statutenwijziging nadrukkelijk niet is om andersoortige beleidswijzigingen door te voeren. De deadline voor het indienen van amendementen is 23 november en de amendementen kunnen gemaild worden naar secretaris@cdja.nl.
Vragen
Als schrijfgroep willen we de leden graag de gelegenheid geven om voorafgaand aan de behandeling op de algemene ledenvergadering vragen te stellen. Daarom zullen we maandagavond 15 november hiervoor een digitale sessie organiseren. Nadere informatie hierover volgt. We willen iedereen echter al wel vast van harte uitnodigen om hierbij aanwezig te zijn.
Namens de schrijfgroep Statuten/HR,
Stefan Ruiter
Secretaris CDJA, CDA-jongeren.
Inhoud
CDJA Inside: Zomerschool CDJA en PerspectieF: een warm bad in de verfrissende bronnen van christelijke politiek
Essay: Kiezen voor de waarde van mensen
Recensie: De langverwachte memoires van de langstzittende premier van Nederland
Interview: Buma: “Ik ben niet het orakel uit het noorden”
Opinie: Medisch-ethische dilemma’s: volle kracht vooruit of godsdienstige weerstand?
Recensie: Exodus: het grote verhaal van hoop
Column: “Voor een land dat we door willen geven”
Opinie: Soms moet gezegd worden wat men niet wil horen
Lezing: Abel Herzberg lezing: Hugo De Jonge Een ode aan het christendemocratische mensbeeld
Voorzitterscolumn: 40 jaar CDA en bijna 40 jaar CDJA
Redactioneel – Bas Bots en Carina van Os
Opnieuw ligt er een prachtig nummer met interessante, prikkelende en inspirerende artikelen. Dit nummer is deels onder verantwoording van Carina en deels onder verantwoording van Bas verschenen. Bas mag zich namelijk sinds 20 september de nieuwe hoofdredacteur noemen. Voorts mogen we meerdere nieuwe redactieleden verwelkomen: Elise, Marc en Thomas: van harte welkom!
Het thema van het nummer is identiteit. Met de artikelen in dit nummer proberen we zowel aandacht te besteden aan identiteit in de samenleving als identiteit binnen het CDA en het CDJA. Onder meer christelijke politieke bronnen, christendemocratie en vluchtelingen en christendemocratie en medisch-ethische dilemma’s komen voorbij. Ook verschijnt in dit nummer een interview met Buma en wordt in een column de betekenis van rentmeesterschap besproken. Voorts bespreekt een aantal kritische leden het belang van de vrijheid van meningsuiting zowel binnen als buiten het CDA. Uiteraard ontbreken de recensies en de voorzitterscolumn ook dit nummer niet. En niet te vergeten: er is een kortingscode te vinden voor de memoires van Lubbers!
Zomerschool CDJA en PerspectieF: een warm bad in de verfrissende bronnen van christelijke politiek
Van maandag 10 tot donderdag 13 augustus vond de eerste gezamenlijke zomerschool van CDJA en PerspectieF plaats. Vier dagen lang dachten wij met een enthousiaste groep deelnemers en inspirerende sprekers na over personalisme, politiek en maatschappij. Van vragen als “hoe geloof ik op de werkvloer?” tot discussies over de verhouding tussen Hegel en Tocqueville, elke spreker wist ons op zijn eigen manier aan het denken te zetten. Het was prachtig om ons in het gastvrije Heiloo te laven aan de rijke bronnen van de christelijke traditie en opnieuw te ontdekken waarom wij tussen massaliteit en individualisme vooral de persoon niet uit het oog moeten verliezen.
Op maandagmiddag beet Don Ceder, CU-raadslid en advocaat in Amsterdam, het spits af. Hij vertelde ons over hoe belangrijk het is om je te ontplooien en je doel te vinden in het leven. In zijn advocatenpraktijk strijdt Don Ceder tegen de schuldenindustrie, een verdienmodel waarbij van kleine schulden grote schulden worden gemaakt door het rekenen van buitensporige incassokosten. Zijn betrokkenheid bij de veelal kwetsbare slachtoffers van de schuldenindustrie heeft een diepe indruk op ons gemaakt. Ook vertelde Ceder over zijn passie voor de stad Amsterdam, en zijn zorgen over de prostitutie en het drugsgebruik op de ‘Snuifas’. Dit leidde tot geanimeerde discussies over hoe je moreel afkeurenswaardige praktijken aanpakt, zonder de mensen over wie het gaat uit het oog te verliezen.
Op de eerste dag hadden we gelijk ook de eer om de nieuwe bisschop van Haarlem en Amsterdam, Jan Hendriks, te mogen ontvangen. Hij vertelde ons over zijn loopbaan in de Rooms-Katholieke kerk, de sociale leer van de Kerk, en over het personalisme in het denken van paus Johannes Paulus II. Op de vele vragen van de groep ging hij enthousiast en openhartig in. Het was heel bijzonder om op deze manier een beeld te krijgen van het werk van de bisschop en van zijn toekomstbeeld voor de Kerk.
Sophie van Bijsterveld, hoogleraar aan de Radboud Universiteit en voormalig CDA-senator, nam ons op dinsdagochtend mee op reis langs de werken van Alexis de Tocqueville. Tijdens haar prachtige interactieve lezing werd duidelijk waarom een moderne politicus niet zonder kennis van de oorsprong en grondslagen van de democratie kan. In de democratie is een belangrijke rol weggelegd voor religie in de breedste zin van het woord. De samenleving bestaat niet alleen uit publiek en privé: juist in de religieuze, gemeenschappelijke sfeer vindt ontmoeting plaats en kunnen mensen zorg dragen voor elkaar.
Na een verfrissende duik in zee, was het op dinsdagavond tijd voor een ontmoeting met priester Antoine Bodar. Tijdens een persoonlijk gesprek in de schitterende tuin vertelde hij over zijn roeping, over politiek en over de Kerk. Bodar sprak gepassioneerd over kunst, religie en het leven in Rome. Prikkelende standpunten combineerde hij met een barmhartige houding tegenover de medemens. Het was een inspirerende avond, die tot ver na zonsondergang doorging.
Op woensdagochtend was het de beurt aan Bart Labuschagne en Timo Slootweg, beiden universitair docent in de rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Na een schitterende lezing van Labuschagne over het Hegeliaans idealisme en het belang van gedeelde tradities voor de gemeenschap, volgde een vlammend betoog van Slootweg over waarom niet de gemeenschap, maar juist de creativiteit en uniciteit die in de verhouding van persoon tot persoon naar voren komen centraal zouden moeten staan. Dit mondde uit in een pittige discussie met de zaal over de manier waarop wij als personen met elkaar in verbinding kunnen of misschien wel moeten treden.
’s Middags zette Stefan Waanders, historicus en voormalig directeur van Stichting Thomas More, de personalistische lijn voort. In een indrukwekkend verhaal over Robert Schuman, een van de “EU-pioniers”, leidde hij ons langs de christelijk-personalistische wortels van Europa. Na lezing van de Schumanverklaring, die de principes die ten grondslag liggen aan de Europese Gemeenschap uiteenzet, was het tijd om zelf aan de slag te gaan. Onder de bezielende leiding van Waanders werd een aantal doordachte verklaringen opgesteld, waar de huidige Europese politici zeker mee uit de voeten zouden kunnen.
Op donderdag sloten we de zomerschool af met maar liefst drie lezingen. Isabella Wijnberg, zuster bij de Gemeenschap Emmanuel en advocaat bij Houthoff, vertelde een persoonlijk en bijzonder inspirerend verhaal over de wisselwerking tussen haar geloof en werk. Hierbij gaf zij buitengewoon nuttige adviezen over hoe je omgaat met vloekende collega’s, hoe je ervoor zorgt dat je niet overwerkt raakt en nog veel meer. Haar openheid, positieve energie en passie voor haar geloof, werk en medemens maakten diepe indruk.
Hierna was de beurt aan Maarten Verkerk, CU-senator en voormalig hoogleraar christelijke wijsbegeerte. In een prikkelende lezing nam hij ons mee in zijn zoektocht naar de wortels van het rechts-radicalisme en populisme. Hij maakte een scherpe analyse van veelgebruikte retorische trucs, waarbij hij ook wees op de bedenkelijke rol van het cultuurchristendom in radicaal-rechtse kringen. Zijn nieuwsgierigheid, open houding en oproep om actief stelling te nemen tegen het rechtspopulisme, leidden na afloop van zijn lezing tot een schitterende discussie in de tuin van het Oord.
Voor een prachtige afsluiting van de zomerschool zorgde Pieter Jan Dijkman, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA. In zijn verhaal over personalisme en christelijke politiek kwamen de eerder op de zomerschool uitgezette lijnen heel mooi bij elkaar: de christelijke grondslagen, de roep van ieder persoon om vrij en verantwoordelijk te zijn, het belang van de persoonlijke waardigheid en de gemeenschap en de rol die Europa speelt in het beschermen van deze idealen tegen populisme en secularisme.
Met al deze indrukken in het hoofd was het tijd om afscheid te nemen. Als organisatie kijken wij terug op een onvergetelijke week, met een kleurrijk palet aan sprekers en bijzondere, betrokken deelnemers. Van begin tot einde hebben wij met volle teugen genoten van de kennis, menselijkheid en energie van iedereen die aanwezig was. Dat dit alles mogelijk was, is niet in de laatste plaats te danken aan de mensen van Onze Lieve Vrouw ter Nood in Heiloo. Hun gastvrijheid en vriendelijkheid gaven de week glans en maakten dat wij ons volledig thuis voelden. Ook zijn wij de Katholieke Stichting ter Bevordering van Welzijnswerk bijzonder erkentelijk voor haar gulle steun. Het was al met al een heel mooie ervaring, en wij hopen van harte dat de deelnemers en sprekers zich net zo geïnspireerd voelen als wij. Wij willen iedereen die op enige wijze bij de zomerschool betrokken was bijzonder hartelijk danken voor zijn aanwezigheid en steun, en wellicht tot een volgende keer!
Namens de organisatoren: Maria Bouwman, Maurits Potappel, Robbert-Jan van der Werken en Floris Wagenaar.
Geef een reactie
Kiezen voor de waarde van mensen
De storm die al jaren woedt in het Midden-Oosten slaat haar golven op Europa. Twee maanden lang mocht ik deze zomer werken waar deze golven Europa het eerst bereiken: in kamp Moria op het Griekse eiland Lesbos. Terwijl in Nederland het publieke debat gevoerd werd over de opvang van 500 minderjarigen mocht ik hen een karige plek toewijzen om te leven. Terwijl de toestroom van migranten in Nederland leidt tot gevoelens van vervreemding, vond ik vrienden onder de vluchtelingen wanneer ze me uitnodigden om met hen te eten. En terwijl ik weer in mijn eigen bed in Nederland lag, brandde Moria tot de grond toe af en sliepen de mensen die ik twee maanden gediend heb op straat.
De vraag wat ‘goed’ is voor een situatie zoals deze bleef bij mij vaak terugkomen. Toen ik daar was, maar ook toen ik terugkwam in Nederland. Ik kwam in de eerste plaats naar Moria om mens te zijn met de mensen daar, maar ook om met mijn eigen ogen te zien wat daar gebeurt. Het probleem lijkt zo groot dat een oplossing er niet direct lijkt te zijn. De roep om een oplossing klinkt echter des te harder nu Moria in rook is opgegaan.
Onze partij kent een achterban die aan verschillende kanten van hetzelfde probleem veel waarde hecht. En als CDA’er herken ik beide eindjes van het touw waaraan getrokken wordt. Enerzijds is het waarderen van het eigene, onze taal, cultuur en tradities, belangrijk binnen het gedachtegoed van het CDA. Dit stabiliseert namelijk de samenleving en maakt het samen leven mogelijk. Anderzijds is er de overtuiging dat we moeten zorgen voor en omzien naar onze medemens. Solidariteit en barmhartigheid vormen kernbegrippen in de christendemocratie, ook als het gaat om de vluchtelingen die op ons Europese grondgebied en daarmee onder onze verantwoording komen.
Deze twee geluiden hebben binnen het CDA wisselend geklonken en gehoor gevonden. In de eerste editie van CDV van 2016 geeft ethicus Paul van Tongeren een interessante analyse: “Alleen al de woorden waarmee we erover spreken zijn wat dat betreft onthullend. ‘Vluchtelingen’ zijn ‘migranten’ geworden en vervolgens zijn ze als personen helemaal onzichtbaar geworden in het verschijnsel ‘migratie’. … De mensen die eerst ‘vluchtelingen’ waren omdat ze geweld of armoede ontvlucht zijn, of die ‘drenkelingen’ werden omdat ze nauwelijks levend de kust van Europa bereikten, blijven niet dezelfde mensen als ze ‘migranten’ gaan heten of wanneer ze via ‘economische vluchtelingen’ als ‘gelukzoekers’ worden bestempeld. Ze veranderen eerst voor ons, die zo over hen spreken. Hun betekenis voor ons, het beroep dat zij doen op ons verandert. Maar daardoor verandert vervolgens ook hun lot: het is anders om een vluchteling te zijn die opgevangen wordt dan om een migrant te zijn die gewantrouwd wordt.” (Paul van Tongeren, CDV 2016, ed. 1, De tragische pervertering van het vluchtelingendebat).

Vervolgens beschrijft Van Tongeren wat dat met ons doet: “Op die manier gaat bovendien het hele probleem verschuiven, en op een nogal dramatische manier. Want waren het aanvankelijk de vluchtelingen die in de problemen zaten, inmiddels zijn wijzelf geworden tot degenen die een probleem hebben. Wie kan, wanneer er gesproken wordt van ‘de migratiecrisis’ daarin nog de problemen herkennen van de mensen die hun land en gezin verlaten om via levensgevaarlijke routes een uiterst onzekere toekomst tegemoet te gaan? Hun problemen zijn vervangen door het probleem dat zij zijn geworden voor ons, bij wie ze aankloppen. Onze welvaart wordt bedreigd, onze sociale voorzieningen komen in gevaar; het lijkt er zelfs op dat we plots gaan ontdekken wat we allemaal willen behouden en bewaren – doordat het bedreigd wordt.”
Dat wat Van Tongeren in 2016 al voorzag als dramatische verschuiving van het probleem, heeft binnen het CDA ruimte gevonden. In de jaren die volgden werd door verschillende prominenten binnen het CDA, niet geheel onterecht, begrip getoond voor de beleving of ervaring dat vluchtelingen een probleem voor ons geworden zijn doordat zij bij ons aankloppen. Van Tongeren beschrijft het typerend: “Onze politici reageren dan ook door te roepen om maatregelen ter bescherming tegen het dreigende gevaar; we moeten de vluchteling ‘ontmoedigen’, streng gaan selecteren, de gezinshereniging vertragen. We gaan proberen het probleem naar buiten de eigen grenzen te verplaatsen, we spreken over bovengrenzen voor wat betreft de aantallen, en ja – toegegeven – we zullen ook proberen iets te doen aan de ellende die deze massa’s in beweging brengt naar onze landen, dat wil zeggen: aan de oorzaken van de ramp … die ons treft.”
Zo sprak Sybrand Buma in zijn HJ Schoolezing in 2017 over bezorgde burgers, die in een multiculturele samenleving “… onderweg naar dat volmaakte Nederland iets kwijt [raakten] wat de elite überhaupt niet zag: hun gemeenschap, hun identiteit, het gevoel thuis en geborgen te zijn.” (Sybrand Buma, HJ Schoolezing 2017: ‘Verwarde tijden!’ die om richting vragen). Ook Hugo de Jonge sprak met name over onze problemen, toen hij in het NRC in januari betoogde dat het noodzakelijk is een bovengrens aan migranten – Europese arbeidsmigranten en vluchtelingen – vast te stellen (Rik Wassens, NRC, 5-1-2020: De Jonge verscherpt scheidslijn binnen coalitie over migratie).
En Wopke Hoekstra stelde in zijn HJ Schoolezing in 2019 dat aan de Nederlandse keukentafel, naast sociaal-economische toenemende onzekerheid, een tweede onderwerp speelt: “Opnieuw een onderwerp dat bijdraagt aan de onzekerheid en waar we de combinatie van geven en nemen, van rechten en plichten, van wederkerigheid uit het oog zijn verloren.” Aan de hand van een anekdote over een Syrisch ouder echtpaar in de spreekkamer van de huisarts die een andere set aan normen, waarden en sociale verhoudingen uitdraagt dan we die in Nederland graag zien, laat Hoekstra zien hoe hier een gebrek is aan balans tussen rechten en plichten (Wopke Hoekstra, HJ Schoolezing 2019: “Het land van morgen. Naar een nieuw maatschappelijk evenwicht”).
Het midden waar wij ons als partij begeven heeft een ambitie die zich niet laat verwoorden in gemakkelijke kreten en imponerende oneliners. Dat midden handelt enerzijds vanuit barmhartigheid en solidariteit maar wil anderzijds garant staan voor onze culturele identiteit met haar normen, waarden en tradities.
Dit midden, wat in zichzelf genuanceerd en gebalanceerd is, kan ons van geen enkele verantwoordelijk ontdoen. Sterker nog, dit betekent dat we ons een dubbele verantwoordelijkheid toekennen: om gepassioneerd te zijn in het nastreven van rechtvaardigheid en barmhartigheid. Om op te staan tegen onrecht en ons in te zetten om de mensen in de Griekse kampen menselijke waardigheid te geven. En om tegelijkertijd te zorgen dat we er alles aan doen om deze mensen, wanneer zij een verblijfsvergunning krijgen, ertoe in staat te stellen Nederlander te worden en deze verwachting ook zonder enige concessie te hebben.
Toen ik in Moria was, heb ik veel hartverscheurende verhalen gehoord. Ik heb oneindig vaak situaties aangetroffen die van geen enkele vorm van menselijke waardigheid spreken. Ik heb de Griekse rechtsstaat zien disfunctioneren. Ik heb fascistische haat gezien die leidde tot geweld richting vluchtelingen en richting ons als hulpverleners. Ik heb gehuild met de huilenden. Ik heb gelachen om de kleinste dingen waarom gelachen kon worden. Boven alles heb ik gezien hoeveel potentie er in mensen zit, hoeveel wil er is om naar hoop te streven en terug te geven van alles wat ontvangen wordt. Dat maakt dat we ons zonder compromis moeten richten op een oplossing van dit alles, zonder daarmee voorbij te gaan aan de behoeften van ons eigen land.
In Moria sprak ik een man die uit Afghanistan gevlucht was voor de Taliban. Een man die de helft van zijn familie verloren was, die vrienden had zien verdrinken in de zee en die een jaar geleden de botten van kinderen verzamelde nadat zij stierven als gevolg van een zelfmoordaanslag op een school. Een man die alle reden had om niet meer in het deugen van de mensheid te geloven. Halverwege zijn verhaal keek hij me aan en zei: “Weet je wie hier 200 jaar geleden woonden? Ik niet, en jij niet. Hun namen zijn zelfs van hun grafstenen afgesleten. Maar hun daden en hun keuzes bepalen hoe de wereld eruit ziet waarin wij hier en nu leven. Doe daarom altijd het goede.”
Het is aan ons als christendemocratische partij om te staan in het politieke midden waarin onze overtuiging ligt en om te kiezen voor een verantwoordelijk pad wat uitgaat van menselijke waardigheid. We staan voor een tweeledig probleem, wat vraagt om een houding waarin we met twee woorden spreken. Waarin we niet hoeven te kiezen tussen mensen, maar waarin we kiezen voor de waarde van mensen. Dat is geen pasklare oplossing, maar wel een houding die leidt tot oplossingen. Dat doet een appèl op onze Kamerleden en onze bewindspersonen, op onze gemeenteraadsleden en onze wethouders, op onze leden en op iedereen die verantwoordelijkheid kan nemen. Het noopt tot een gespreide verantwoordelijkheid voor rechtvaardigheid, solidariteit en barmhartigheid.
Geef een reactie
De langverwachte memoires van de langstzittende premier van Nederland
In 1995 is het klaar. Het 12 jaar durende premierschap van Lubbers, de 76 jaar durende deelname van confessionele partijen aan opeenvolgende kabinetten en het boek Haagse jaren, de politieke memoires van Ruud Lubbers. Tussen 1992 tot 1995 voerde Theo Brinkel 21 uitvoerige gesprekken met Lubbers over zijn jaren in de landelijke politiek. Toen het op deze gesprekken gebaseerde boek af was besloot Lubbers het niet te publiceren. De inhoud zou te beschadigend zijn. 25 jaar later, nu Lubbers is overleden en toenmalige bezwaren niet meer in dezelfde mate aan de orde zijn, komt het alsnog uit.
Pre-politieke jaren
Het boek begint op de vooravond van Lubbers’ politieke loopbaan. Hij wordt gebeld door de fractievoorzitter van de KVP. “Ineens – het is april 1973 – gaat ’s ochtends vroeg de telefoon. ‘Met Andriessen,’ hoor ik iemand aan de andere kant zeggen. Ik heb een zwaar hoofd, want de avond ervoor heb ik met vrienden naar een voetbalwedstrijd gekeken, een stevig glaasje gedronken en we zijn laat naar bed gegaan.” Binnen 24 uur wil Andriessen weten of Lubbers beschikbaar is als minister van Economische Zaken.
Ook op zijn tijd voor de politiek blikt Lubbers terug. Hij vertelt over zijn tijd op het jezuïetencollege van Nijmegen en zijn studiekeuze. “Ik zie de economiestudie vooral als het completeren van het gymnasium. De keuze heeft dus helemaal niets te maken met een plan om het bedrijfsleven in te gaan. Bij mijn eindexamen zijn natuurkunde, scheikunde en biologie mijn beste vakken. Daar haal ik drie negens voor. Mijn examinator vraagt mij wat ik nu wil gaan doen. Hij verwacht dat ik een van de drie vakken ga studeren. Ik zeg hem dat ik economie ga doen. Daarop spreekt de man de onvergetelijke woorden: ‘Maar waarom ga je niet studeren?’”
Door velen wordt Lubbers herinnerd als de meester van het compromis. Uit de passages over zijn jonge jaren blijkt dat Lubbers al vroeg probeert om zaken van verschillende kanten te analyseren. Naast zijn doctoraalscriptie, waarin hij verschillende denkrichtingen binnen de monetaire theorie doorschouwt, wordt hij namens een werkgeversorganisatie medeonderhandelaar voor de cao’s in de metaalsector. “Ik ben er zelf op uit in een vroeg stadium begrip op te brengen voor het standpunt van anderen, en om al te proberen tot een synthese te komen. Maar daar wil ik dan vervolgens ook taai aan vasthouden.”
Minister in kabinet-Den Uyl
Als minister treedt Lubbers op 34-jarige leeftijd toe tot het progressieve kabinet-Den Uyl. Lubbers vindt dat hij past in dit kabinet. “Met mijn interesse in de Club van Rome, in het milieu, in alles wat dan voor progressief doorgaat.” Zoals veel van zijn tijdgenoten gelooft Lubbers dan nog in het idee van de maakbare samenleving. Al snel dient zich een situatie aan die hij overeenkomstig dit idee benadert. “De [olie]boycot is zojuist afgekondigd. Den Uyl wil daar samen met Max van der Stoel, de minister van Buitenlandse Zaken, en mij over praten.” De oliecrisis is begonnen en Lubbers laat zich gelden als kundige bestuurder. “Ik voel mij als een vis in het water. Er is een groot vraagstuk dat actie vergt. Heerlijk. Ik kan stevig aan het werk.” Lubbers krijgt meteen steun voor zijn opstelling om niet af te wijken van de Nederlandse steun aan Israël, oliereserves aan te leggen en de autoloze zondag in te voeren. De opstelling blijkt succesvol: de olieboycot wordt opgeheven.
Naarmate de kabinetsperiode vordert groeien de spanningen in het kabinet. “De sfeer wordt wel harder, zowel in de zin van conflicten, als van het doorgaan van de weg die ik zelf de beste acht.” De vermogensaanwasdeling, een progressief idee dat was opgenomen in ‘Keerpunt ‘72’, het verkiezingspact van de progressieve coalitiepartijen, vormde Lubbers’ keerpunt in zijn houding ten opzichte van het kabinet-Den Uyl. “Dat is het moment waarop ik afknap op het kabinet. Tot dan heb ik altijd geprobeerd oplossingen te vinden, creatief te zijn, compromissen te maken. Nadien is het wat mij betreft afgelopen. Dit conflict luidt voor mij het einde in van het kabinet-Den Uyl.”
Eerste verkiezingen van het CDA
Als het kabinet-Den Uyl in 1977 valt vangen de verkiezingen aan. Van Agt wordt lijsttrekker en later fractievoorzitter van het CDA, de nieuw gevormde partij. Het is de verkiezingscampagne waarin Van Agt aandacht vraagt voor zijn ethisch reveil en hij vaak botst met Den Uyl. Maar Van Agt is niet de enige die zich ergert aan Den Uyl. Lubbers: “De arrogantie van links raakt mij. Denk aan de discussie over de ondernemingsraad. Ze willen gewoon niet geloven dat mensen zoals ik er misschien ten minste zoveel verstand van kunnen hebben als linkse mensen.”
De harde opstelling van de PvdA droeg bij tot de eenheid van en motivatie bij het CDA. De verkiezingen leverde het CDA 49 zetels op, 4 minder dan de PvdA. “Wij zijn in de fractie licht teleurgesteld door de uitslag. Wij hebben er eigenlijk op gerekend dat we de grootste partij zouden worden.” Desondanks werd het CDA de machtigste partij. Omdat de onderhandelingen tussen de PvdA en het CDA stukliepen, vormden het CDA en de VVD (28 zetels) kabinet-Van Agt I.
Schipperen en druk opvoeren
Nadat Lubbers bij de verdeling naast een ministerspost grijpt wordt hij vicevoorzitter van de CDA-Tweede Kamerfractie. Willem Aantjes wordt voorzitter, tot tevredenheid van Lubbers. “Hij is echt een leermeester voor mij als het erom gaat mij in te voeren in parlementaire zeden, gebruiken en termen.” Lang heeft dit niet geduurd. Een jaar later voelt Aantjes zich genoodzaakt om afscheid te nemen van de politiek nadat hij ervan wordt beschuldigd lid te zijn geweest van de Germaanse SS. Lubbers volgt hem op als fractievoorzitter.
Samen met voorzitter Piet Steenkamp slaagt Lubbers erin om de verschillende stromingen en bloedgroepen binnen het CDA bij elkaar te houden. Lubbers bewees zich opnieuw als meester van het compromis. “Het is schipperen. Als je schaatst moet je twee bewegingen maken, naar links en naar rechts. Dat lijkt schizofreen, maar dat is mijn werk als fractievoorzitter.” Daarnaast voerde Lubbers steeds meer druk op het kabinet om plannen te verwezenlijken. “Het zijn creatieve jaren voor het CDA, zowel in het overwinnen van interne tegenstellingen als in de productie van nieuwe ideeën.”
Minister-president Lubbers
Na de vervroegde verkiezingen van 1982, waarin het CDA 45 zetels haalt en de PvdA 47, deelt Van Agt mee dat hij zijn politieke carrière beëindigt. “In intern beraad werd de conclusie getrokken – overigens pas nadat Van Agt nog op Jan de Koning had gewezen als zijn opvolger – dat Ruud Lubbers de eerste kandidaat-opvolger was als partijleider.” Dit verzoek benaderde Lubbers ‘vanuit een positieve grondhouding’. “Zo vestigt zich een praktijk dat de fractievoorzitter als de kroonprins van het CDA beschouwd wordt. Dat wordt de opmaat voor opvolgingsproblemen later.”
Het nieuwe kabinet bestaat uit het CDA en de VVD. Het anti-PvdA-sentiment dat bij de CDA-fractie heerste draagt ertoe bij dat de PvdA geen regeringspartij wordt. Minister-president Lubbers moet enorme bezuinigingen doorvoeren. Nederland wordt geconfronteerd met een hoog oplopende overheidsschuld en een stagnerende economie, met als gevolg een grote werkloosheid. Of, zoals Lubbers de situatie duidt: “Nederland is in de winter terechtgekomen.” “Aanvankelijk steeg het aantal werklozen evenwel nog. Bij het aantreden van het kabinet-Lubbers op 4 november 1982 waren er 655.000 werklozen. Het jaargemiddelde voor 1983 bedroeg 800.600 mensen zonder werk. Het Centraal Planbureau voorspelde in april 1984 dat er in 1987 1 miljoen werklozen zouden komen. Kort daarop verklaarde Lubbers: ‘In Nederland komen geen 1 miljoen werklozen. Als dat gebeurt treed ik af.’”
Tegelijkertijd kreeg Lubbers te maken met een kernwapenwedloop en moest Lubbers schipperen tussen de druk van de NAVO om kruisraketten te plaatsen en groeperingen die hiertegen in opstand komen, zoals Komitee Kruisraketten Nee. Daarnaast zwol de discussie aan over abortus en euthanasie. Er kwam steeds meer draagvlak voor het recht op zelfbeschikking.
In deze periode maakte het CDA belangrijke ontwikkelingen door. Zo lanceerde het CDA de term ‘gespreide verantwoordelijkheid’. “Van verzorging van wieg tot graf door de staat kon geen sprake meer zijn. Het maatschappelijk middenveld en de burgers moesten meer verantwoordelijkheid nemen.” Onder Lubbers was het CDA erg in trek. Door toedoen van de populaire minister-president haalde de partij in 1986 en 1989 54 zetels. Maar in 1994 is Lubbers’ karwei afgemaakt en is het tijd om zijn partijleiderschap over te dragen aan CDA-kroonprins Brinkman.
Dubbel verlies
Gaandeweg ontstaat er echter interne verdeeldheid bij het CDA. Brinkman, fractievoorzitter tijdens kabinet-Lubbers III, ging zich steeds meer afzetten tegen het kabinet. Zo oppert de CDA-fractie om het minimumloon af te schaffen. Daarnaast moet Brinkman van zijn voorlichter Frits Wester stevig overkomen in de media. Lubbers begint steeds meer te twijfelen over zijn opvolger. “Hij heeft het gezag in zijn eigen fractie verloren.” Na een rommelige campagne verliest het CDA 20 zetels en komt het uit op 34 zetels.
Niet alleen zijn partij verliest, ook Lubbers verliest, namelijk de race om het voorzitterschap van de Europese Commissie. Dit was een gevolg van het verzet van de Duitse bondskanselier Kohl, die na de Duitse hereniging de touwtjes van de EU steeds strakker in handen krijgt. Zijn verzet kwam voort uit zowel politieke als persoonlijke redenen. Zo biedt Lubbers weerstand tegen de Frans-Duitse as, die steeds machtiger wordt en neemt hij tijdens een vergadering van de Europese Raad over de Duitse hereniging geen blad voor de mond. Lubbers uit publiekelijk zijn bedenkingen. Ook verzet hij zich tegen het plan van Kohl om de Britse Conservatieven toe te laten treden tot de Europese Volkspartij. Zodoende moet hij zijn glansrijke politieke carrière in mineur eindigen. “Dieper dan Europa treft mij toch het zware verlies van het CDA. Het proces daarheen, dat eind 1993 aanvang nam, traumatiseert mij. Het is alsof ik mijn beste vriend onder een auto zie lopen; en nog eens; en nog eens.”
Conclusie
Haagse jaren is zoals de auteur in zijn inleiding schrijft echt een politiek boek. “Wie van smeuïge verhalen uit zijn persoonlijk leven houdt moet ergens anders wezen.” Zijn politieke memoires zijn ook onomwonden. Als Lubbers aan het woord is lees je hoe hij zelf reflecteert op zijn Haagse jaren, inclusief zelfkritiek en frustratie. De gemiddelde lezer stuit echter wel op erg gedetailleerde passages. Zo weidt Lubbers uit over verschillende bewindslieden en geopolitieke situaties. Al met al is Haagse jaren een meeslepend en boeiend boek, zeker voor hen die het CDA een warm hart toedragen.
Theo Brinkel, Haagse jaren: De politieke memoires van Ruud Lubbers. Amsterdam: Ambo|Anthos, 2020. 414 pagina’s. ISBN 9789026352607.
Krijg nu € 4,99 korting op de memoires, omdat je CD(J)A’er bent! Vul 904-11029 in bij de kassa om deze korting te ontvangen.
Let op: de kortingscode werkt van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020.
Geef een reactie
Buma: “Ik ben niet het orakel uit het noorden”
Na zeventien jaar verruilde Sybrand Buma de Haagse politiek voor het burgemeesterschap in Leeuwarden. Wij spraken hem over zijn werk als burgemeester, zijn tijd als fractievoorzitter en partijleider, de koers van het CDA en natuurlijk ook over corona.
Hoe bevalt het als burgemeester?
“Het bevalt heel goed! De lokale politiek is heel anders dan de landelijke politiek. In de maalstroom in Den Haag ben je 24 uur per dag bezig met politiek. Mijn rol als burgemeester is anders, omdat ik niet langer zelf de politicus bent. Politiek kent in Nederland geen echte structuur, maar als burgemeester boven een groot apparaat zie ik dat daar wel structuur bestaat. Dat werkt veel rustiger. Het is natuurlijk lang niet altijd rustig te noemen, maar je kunt hier niet overal het woord ‘politiek’ op plakken. Wat ik nu doe is besturen. Neem zorg als voorbeeld. Het is een strijd om goed beleid te maken in een markt met meer vraag dan geld en aanbod. Dat komt wel terug in de raad, maar het is geen dagelijkse politiek. De grote thema’s in gemeentes zorgen voor politiek ingewikkelde opgaven, maar in mijn dagelijkse werkzaamheden als burgemeester sta ik er net iets verder vanaf. Wat betreft tijdsbesteding maakt het niet zoveel uit: ik werk net zoveel als in de landelijke politiek. Maar de dingen die ik doe zijn niet vol dagelijkse spanning aan het einde van de dag; geen journaal, krant en sociale media die altijd wat vinden.”
Wat is de impact van het coronavirus en de maatregelen daaromtrent op uw werk?
“Het werk als burgemeester is totaal op zijn kop komen te staan. Het gewone werk is bijna tot nul teruggebracht. Daar staat tegenover dat het voorzitterschap van de veiligheidsregio Friesland nu negentig procent van mijn tijd inneemt.”
Hoe is het om zowel voorzitter van de veiligheidsregio als burgemeester te zijn?
“De veiligheidsregio betreft zowel de GGD, met bijvoorbeeld vragen over testen en zorginstellingen, als het handhaven van de afgesproken regels en het doorgeven van nieuwe regels. In het noorden willen mensen bijvoorbeeld bij mooi weer naar de Waddeneilanden. Wij moeten dan meteen beslissen of we dingen afsluiten, of op een andere manier reageren. Alles houdt nu verband met corona.
In de gemeente zijn we veel meer bezig met de financieel-economische gevolgen van het virus. Onder meer de horeca en recreatie hebben het moeilijk, en als gemeente kijken we naar wat we kunnen doen om te helpen. Ook zijn we vooruit aan het kijken. Corona kost immers veel geld en we zullen straks met nog minder geld verder moeten. Dus ook waar onderwerpen niet direct crisis gerelateerd zijn, wordt alles bepaald door veranderingen door de crisis.”
Hoe bevalt het om minder bezig te zijn met partijpolitiek?
“Daar was ik wel echt aan toe! De landelijke politiek had ik niet willen missen, maar ik ben zeventien jaar Kamerlid geweest en de afgelopen negen jaar fractievoorzitter en politiek leider, en dat was altijd politiek. Alles kwam pas op mijn bordje als het een politieke lading had. Ik werd dus ook geacht om overal iets van te vinden. Het vak is om dat goed te doen, en namens je partij naar buiten te treden. Ik begon me af te vragen: wil ik in 2021 nog een keer campagne voeren? En dan weer vier jaar verder? Ik wilde een andere kant uit, en het burgemeesterschap in Leeuwarden paste daar ontzettend goed bij. Ook is de ervaring die ik heb nu heel waardevol. Ik snap het politieke proces en schrik nergens van.”
Klopt het dat er steeds meer van de burgemeester gevraagd wordt, met name wat betreft de openbare orde en veiligheid? Wordt de positie van de burgemeester daarmee politieker?
“Ik ben inderdaad een groot deel van mijn tijd bezig met openbare orde en veiligheid, los van de representatieve onderdelen en het contact houden met mensen. In Leeuwarden hebben we bijvoorbeeld recent onze capaciteit voor de politie moeten beperken. Er komen minder agenten, wat betekent dat ik een aantal evenementen voor volgend jaar niet meer kan toelaten. Ook hebben we het laatste politiebureau in het centrum voor bezoekers moeten sluiten. Openbare orde en veiligheid doe ik als burgemeester, niet als college, en de keuzes die ik maak zijn heel groot. Ik sluit bijvoorbeeld gemiddeld één drugspand per week. Recent moest ook het stationsgebied worden ontruimd vanwege iets wat daar gevonden werd. Dat heeft het nationale nieuws heeft gehaald. Verder is het vraagstuk van verwarde personen groot. De rol van de burgemeester gaat daarmee wel veranderen, maar je kunt er niet zomaar het woord ‘politiek’ op plakken. Het zijn grote bestuurlijke punten, waarbij ik voornamelijk het beleid van mijn voorganger voortzet. De werkelijkheid verandert: bijvoorbeeld een nieuwe wet rond verwarde personen; de politie wordt minder, en daardoor kom ik misschien tot andere keuzes dan mijn voorganger. Maar hij hield zich wel met dezelfde onderwerpen bezig.”
Hoe kijkt u terug op uw tijd als fractievoorzitter?
“Dat is een heel korte vraag voor iets wat natuurlijk een hele lange periode is geweest. Ik vond het heel mooi, maar tegelijkertijd ook een grote verantwoordelijkheid. Het is geen baan die je even makkelijk doet. Ik zie het voornamelijk als een verantwoordelijkheid die op mijn weg kwam en een taak die ik met veel genoegen heb gedaan. Er zijn echter ook dagen geweest waarop ik dacht: iemand anders mag het wel even van me overnemen.”
Hoe was het om tegelijkertijd fractievoorzitter en partijleider te zijn?
“Het was een totaal andere wereld. Een politieke partij leiden is ingewikkeld omdat je niet de voorzitter van de partij bent. Iedereen kijkt naar jou, maar wat je doet is binnen de partij geen formele functie. Van het partijbestuur was ik niet eens lid, maar adviseur. Collega’s in het buitenland begrepen er ook niets van. De functie van partijleider is er een die je met natuurlijk gezag moet veroveren en ontstaat als je als lijsttrekker gekozen wordt. Als je stopt, leg je de functie niet neer. Ik heb weleens voor de grap gezegd: ‘ik ben op dit moment nog steeds politiek leider van het CDA, want ik heb geen opvolger’ (ten tijde van het interview was Hugo de Jonge nog niet verkozen tot lijsttrekker, red.). Het is uiteindelijk een positie die aan de ene kant vereist dat je voortdurend naar voren stapt, maar CDA’ers willen graag nuance dus je moet ook weten wanneer je af moet schalen. Het is een functie vol kwetsbaarheden.”
Hebt u het gevoel dat u uw eigen visie op het CDA heeft kunnen ontwikkelen?
“Dat is iets waarin ik altijd heel voorzichtig ben geweest, omdat de partij zelf altijd zei: wij zijn van de visie. Je bevindt je in een moeilijke positie: men verwacht van jou visie te geven, tot de dag dat je hem geeft en dan zegt de partij: dat was niet de bedoeling. Met deze ingewikkeldheid hebben alle leiders van partijen als het CDA te maken. Maar ik heb het gevoel dat ik altijd kon doen wat ik wilde, en voelde daarbij geen enkele beperking.”
Hoe ervaart u de artikelen waarin beweerd werd dat u de koers van het CDA veranderd heeft, misschien zelfs wel verrechtst?
“Nog
voor de dag dat je daar zit, krijg je een stempel opgeplakt. Wat je vervolgens
ook doet, je komt er niet weer vanaf. Mensen werken op een bepaalde manier; ik
ook. Ik was woordvoerder justitie, dus vanaf dag één was ik iemand met een law
and order-profiel. Ik keek bij mijn standpunten niet naar de vraag of ik
een links of rechts standpunt innam. De stempel is heel bepalend. Nu ik weg ben,
roepen sommige kranten dat het CDA een andere richting opgaat. Maar ik zie niet
iets totaal anders. En stel dat het wel zo is, dan hoeft dat niet door de
politiek leider te komen. Het CDA is uiteindelijk een democratische vereniging.
Ik zou ook zeggen: kijk naar wat we feitelijk gedaan hebben. Volgens mij staat
het CDA daar altijd in het midden.”
Wat zou u nu anders hebben gedaan?
“Jullie zijn de eersten die deze vraag stellen! In principe zou ik antwoorden dat er niets in mijn hoofd is waarvan ik nu denk: dit zou ik anders hebben gedaan. Ik ben iemand die vrij overwogen keuzes maakt. Het is niet dat ik zomaar wat roep en dan kijk wat er gebeurt. Er zijn ongetwijfeld kleine dingen die ik achteraf bezien slimmer had moeten doen. Maar ik heb geen grote keuzes waarbij ik dat zou zeggen.”
Als u terugkijkt op de transitie die het CDA heeft doorgemaakt, kijkt u dan terug met tevredenheid?
“Het CDA van vandaag de dag bevindt zich in een compleet andere wereld dan die waarin het opgericht is. Ik werd in het begin vaak aangesproken door mensen die het raar vonden dat ik geen vijftig zetels haalde of premier was. Het belangrijkste is voor mij dat het hardnekkige idee dat het CDA altijd mee moet regeren, minder sterk is geworden. De trots mag even groot zijn in de oppositie als in de coalitie. Mijn stelling was, en is: als je regeert, dan bouw je een regeerakkoord, wat je vervolgens ook uitvoert. Maar als je niet regeert, dan heb je je eigen verkiezingsprogramma als ijkpunt. In 2012 voerden wij daar een discussie over: het regeerakkoord steunen, of kijken naar hoe wij zelf de wereld zouden inrichten? In 2017, toen we er zes zetels bijwonnen, wist ik: de komende jaren worden moeilijk. Men wist dat wij niet weg zouden lopen. Ik heb nog steeds moeite met partijen die dat wel doen. We moeten verantwoordelijkheid dragen.
In deze andere wereld zullen we echt terug moeten naar wat we in de 19e eeuw waren: een soort volksbeweging die mensen wil vertegenwoordigen in het ver weg gelegen Den Haag. Als partij ben je een maatschappelijke beweging. Daar heb ik ook kritiek op gehad, dat Buma er was voor de ‘gewone Nederlanders’. Maar als wij er niet voor hen zijn, voor wie zijn wij er dan wel? Dit komt ook terug in het nieuwe stuk van het Wetenschappelijk Instituut, Zij aan zij, dat benadrukt dat we elkaar nodig hebben. Het missende besef dat wij de ander nodig hebben, is een van de oorzaken van de grote hoeveelheid mensen die het psychisch niet meer aankunnen. Dat merk ik nu als burgemeester ook met het probleem van verwarde personen. Zij hebben vaak niemand om zich heen. In Leeuwaren zijn de mensen gelukkig wel heel gemeenschapsgericht. De grootste fout die een partij als het CDA kan maken, is meebuigen met het individualisme.”
Denkt u dat het belang van jongeren altijd samenvalt met dat van een brede volkspartij?
“We weten dat we samen een samenleving moeten bouwen en daarom in de partij bij elkaar moeten komen. Als we de leden van een brede volkspartij zouden splitsen, zouden er allerlei clashes ontstaan. Als we samen komen, blijkt dat we veel meer delen. Je kunt wel gemakkelijk roepen dat pensioenen verhoogd moeten worden, en het leenstelsel afgeschaft moet worden, maar de samenleving is er niet enkel voor jongeren of ouderen. Het gaat om de vraag wat ons bindt. Om de ouderen die willen dat hun kleinkinderen een goede toekomst hebben. De jongeren die willen dat hun grootouders een goede oude dag hebben. Wij hebben als partij een soort moreel anker dat ons bindt: de naastenliefde. Daar hoef je geen christen voor te zijn. Voor gezamenlijkheid en verantwoordelijkheid. Dat is onze one issue. Daaruit volgt gelukkig geen one issue-beleid, maar juist een voortdurend ijken.”
Zou u ooit nog terug willen keren in de landelijke politiek, of de Europese politiek in willen gaan?
“Nee,
dat heb ik afgesloten. Ik heb ook met mijn gemeente afgesproken niet veel
landelijke activiteiten bij te wonen. Ik wil graag dingen lokaal doen. Ik ben
niet het orakel uit het noorden; ik heb niet langer een reden om commentaar te
leveren op wat er gebeurt. Wat ik wel doe, is Den Haag naar Leeuwarden halen.
Binnenkort komt Ferdinand Grapperhaus zodat ik hem een aantal dingen kan laten
zien die voor hem ook heel belangrijk zijn. Maar verder is het echt een nieuwe
tijd met nieuwe mensen.”
Dus de conclusie is dat u eigenlijk wel echt goed op uw plek zit?
“Ja! Daar komt bij dat ik uit Friesland kom. Het is niet zozeer het burgemeesterschap dat ik ambieerde, maar juist het burgemeesterschap in Leeuwarden. En ik merk dat het belangrijk is dat ik hier vandaan kom. De verbondenheid met de plek waar ik vandaan kom, is heel groot. Het raakt mij meer dan ik had gedacht. Terug naar Friesland was een heel belangrijk aspect in wat ik wilde.”
Foto: Jacob van Essen
Geef een reactie
Exodus: het grote verhaal van de hoop
In ‘Exodus: boek van bevrijding’ vertelt emeritus opperrabbijn van Groot-Brittannië en lid van het Britse Hogerhuis Jonathan Sacks (1948) het “grote verhaal van de hoop” aan de hand van het boek Exodus. Hiermee bedoelt hij niet alleen het bekende verhaal van de uittocht uit Egypte maar vooral hoe dit verhaal de loop van de (Westerse) geschiedenis heeft beïnvloed. Sacks doet dit door het boek Exodus in een wijder verband van ideeën te plaatsen. In tegenstelling tot veel commentatoren die inzoomen op de tekst probeert Sacks juist uit te zoomen en het verhaal van de uittocht uit Egypte te verbinden met de wereldgeschiedenis.
Boek van de winter
Het Bijbelboek Exodus maakt deel uit van de Tora, de vijf Bijbelboeken geschreven door Mozes. De Tora wordt jaarlijks gelezen en opgedeeld in vijftig stukjes voor de lezing in de synagoge. Elke week is er een stukje, een zogenaamde parasjat, aan de beurt. Het Bijbelboek Exodus wordt ingedeeld in de tijd van de winter voor de wekelijkse Toralezing, de parasjat hasjavoea. De dorheid en barheid van de winter staan symbool voor de ballingschap waar het volk Israël zich in bevond toen het uit Egypte vertrok. De winter mondt uit in de lente om te symboliseren dat Exodus zowel het verhaal van slavernij als van de bevrijding ervan is.
Verbond en dialoog
Exodus is het tweede deel in de serie Verbond en dialoog: joodse lezing van de Tora. Het boek bevat 11 verzamelingen van essays die gedeelten uit het Bijbelboek Exodus becommentariëren en aangeduid zijn met Joodse namen zoals Sjemot (Namen), Bo (Kom), en Misjpatiem (Rechtsregels). De indeling van Sacks is erg fijn. Hij heeft ervoor gekozen om steeds vier betrekkelijk korte en overzichtelijke essays te bundelen op basis van een gemeenschappelijk thema. Hierdoor kun je er als lezer voor kiezen om steeds een verzameling van deze essays te lezen. Elke verzameling van essays opent met een introductie waarin het thema van de essays wordt aangekondigd. Dan volgen de vier essays bestaande uit ca. 25 pagina’s. De verzameling eindigt met een korte conclusie en een verbinding naar het volgende thema. In de essays toont Sacks een grote kennis van de verschillende Rabbijnse tradities. Hij laat bovendien zien hoe de joodse teksten doordesemd zijn van prachtige levenslessen voor (politieke) leiders van vandaag de dag.
Politiek leiderschap
Zo gaat het eerste essay, Sjemot, over leiderschap en morele moed in tijden van crisis. Sacks schrijft over Mozes die in Exodus 3 een bijzondere ontmoeting heeft die Sacks typeert als “de meest beslissende ontmoeting in de joodse geschiedenis”. Mozes is in Midjan omdat hij Egypte moest ontvluchten na het doden van een Egyptenaar. Tijdens zijn nieuwe bestaan als herder wordt hij ineens herinnerd aan zijn joodse komaf als hij oog in oog staat met een braamstruik die in brand staat en waaruit de stem van “de God van Abraham, Izak en Jakob” klinkt. Mozes wordt geroepen om het volk uit het onrecht en de slavernij naar een rechtvaardig en vrij bestaan te leiden. Hierbij komt Mozes voor een dilemma te staan waar alle politiek leiders zich voor gesteld zien. Een politiek leider moet soms beslissingen nemen die ingrijpende gevolgen zullen hebben voor mensen op de korte termijn maar noodzakelijk zijn voor de lange termijn. Mozes beseft zich deze pijnlijke taak en deinst hiervoor terug. Deze aarzeling laat de mens Mozes zien. De Israëlitische God neemt dit menselijke aspect serieus en beloont deze menselijke blik van Mozes.
Vrijheid
Ook in de andere essays weet Sacks het Israëlitische verhaal over Exodus te verbinden met politiek en leiderschap door de eeuwen heen. Sacks laat zien dat het boek Exodus uiterst relevant is voor de wereldpolitiek. Het bevat de basisideeën van de rechtsstaat en de ideeën vrijheid en gelijkheid. Zo laat Sacks in het vijfde essay Jitrhozien dat het verbond tussen God en het volk Israël op de Sinaï symbool staat voor een vrije verbondssluiting tussen twee partijen. “De kern van het jodendom is de gedachte – zijn tijd ver vooruit en niet altijd volledig gerealiseerd – dat de vrije God in vrijheid aanbeden wil worden door vrije mensen”. Sacks zet zich af tegen de gedachte dat vrijheid geboren is in de Griekse democratie en toont aan dat deze gedachte al veel eerder aanwezig was, bij het joodse volk. De Tora leert dat vrijheid niet veroverd wordt op het slagveld of in de politieke arena maar in de menselijke verbeelding en de wil. Deze gedachte van vrijheid heeft haar doorwerking gehad in de westerse geschiedenis waarbij Sacks een verbinding legt naar de puriteinen in Engeland, Thomas Paine, Lincoln en het vrouwenstemrecht in de Verenigde Staten in 1920.
De herhaling van Exodus
Sacks legt meteen op de eerste pagina’s uit wat de relevantie is van het boek Exodus. Sacks stelt dat: “Het boek Exodus is voor het Westen het ‘grote verhaal’ van de hoop”. Sacks geeft drie concrete voorbeelden uit de geschiedenis. “In de zeventiende eeuw inspireerde het de Engelse puriteinen in hun strijd tegen een heerszuchtige koning. Thomas Jefferson en Benjamin Franklin gebruikten het beeld van de uittocht toen ze in 1776 ontwerpen schetsten voor het Grootzegel van de Verenigde Staten. En op 3 april 1968 sprak Martin Luther King in een kerk in Memphis, Tennessee. Aan het einde van zijn toespraak verwees hij naar de laatste dagen uit het leven van Mozes, toen de man die zijn volk naar de vrijheid voerde door God naar de top van een berg werd gebracht van waaruit hij in de verte het land kon zien dat hijzelf niet zou binnengaan”. Sacks slaagt er steeds in om het verhaal van Exodus te verbinden met belangrijke politieke gebeurtenissen waardoor er een duidelijke rode lijn door de wereldgeschiedenis is te ontwaren. Sacks zegt eigenlijk dat Exodus het begin is van een verhaal van bevrijding dat zich steeds heeft herhaald.
Leven met de tijd
Ik kan dit boek aanraden voor iedereen die zich wil verdiepen in politieke ideeën zoals vrijheid, gelijkheid, rechtsstaat en leiderschap vanuit een joods perspectief. Het boek is verfrissend en geeft een geheel nieuw perspectief op de geschiedenis. Het laat zien dat het boek Exodus boordevol staat met verworvenheden waarvan vaak wordt gedacht dat deze pas met de moderne tijd zijn opgekomen. Onze ideeën over mensenrechten en gelijkwaardige behandeling zijn reeds aanwezig in de Tora. Sacks is een meesterverteller die vanuit zijn eigen ervaring als rabbi en lid van het Hogerhuis de fundamenten en uitdagingen van de moderne democratische rechtsstaat verbindt met het boek Exodus. In de inleiding schrijft Sacks dat hij heeft geprobeerd om “te leven met de tijd” waarmee hij verwijst naar de wekelijkse parasjat. Sacks is erin geslaagd om het boek Exodus tot leven te wekken voor een geheel nieuw publiek.
Sacks, Exodus: boek van de bevrijding. Middelburg: Skandalon, 2019. 320 pagina’s. €29,95.
Geef een reactie
Medisch-ethische dilemma’s: volle kracht vooruit of godsdienstige weerstand?
Wanneer is je leven voltooid? Mag de overheid iedereen verplicht stellen om organen te doneren? Mogen mensen genetisch gemodificeerd worden om eventuele ziektes uit te sluiten?
Het zijn zomaar een aantal vragen op het gebied van medische ethiek die het afgelopen jaar voorbij zijn gekomen. Rond het begin van de vorige eeuw heeft het CDJA stil gestaan bij diverse medisch-ethische kwesties. Dit heeft destijds geleid tot een visiestuk waarin duidelijk de christendemocratische visie naar voren kwam.
In het afgelopen jaar zijn er opnieuw ingrijpende wijzigingen geweest op het gebied van de medische ethiek. Een uitspraak in een unieke rechtszaak tegen arts die euthanasie uitvoerde, zette de verhouding maar weer eens op scherp. Deze uitspraak had betrekking op een strafzaak tegen een verpleeghuisarts die euthanasie verleende aan een uitzichtloos en ondraaglijk lijdende dementie-patiënte. In een schriftelijke verklaring had de patiënte haar doodswens vastgelegd voor het geval zij ernstig dement zou worden en opgenomen zou moeten worden in een verpleeghuis. De verpleeghuisarts werd door het OM vervolgd. De rechtbank was van oordeel dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld en dus niet strafbaar was (Hoge Raad 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:712). Het is zorgelijk dat een gesprek over ethische dilemma’s niet van de grond komt, omdat we blijven hangen in de veronderstelling dat we altijd dienen te handelen naar ons geweten. Maar wat wordt er specifiek bedoeld met ons geweten? En hoe rijmt medische ethiek in de geloofswereld waarbinnen de christendemocratie handelt? Of dienen we elk vraagstuk uit te vechten in de rechtbank?
Op medisch-ethisch gebied lijkt het alsof er maar twee smaken zijn: volle kracht vooruit of godsdienstige weerstand. Van een discussie lijkt nauwelijks sprake, omdat de voorstanders van volle kracht vooruit als verstandig en rationeel worden bestempeld, en de twijfelaars als irrationeel en dom.
Waar staan we in 2020 betreffende medisch-ethische kwesties? Zo is de donorwet op 1 juli 2020 actief geworden ondanks dat minder dan de helft van de inwoners in Nederland een keuze heeft doorgegeven. De Verenigde Staten die opnieuw een politieke discussie beginnen over of abortus nog wel toegestaan is en de openlijke vraag binnen het CDA of marktwerking in de zorg niet onderhand afgeschaft dient te worden.
Al deze punten hebben geleid tot de beslissing dat er opnieuw stilgestaan dient te worden bij specifieke vraagstukken binnen de medische ethiek. Dit zijn onder meer de onderwerpen genetische modificatie, palliatieve zorg, euthanasie, orgaandonatie, abortus en de marktwerking in de zorg.
In samenwerking met de CDJA-raad en de werkgroep Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden er vanaf 1 oktober iedere donderdagavond thema-avonden georganiseerd waarin beide het gesprek openlijk aan willen gaan met de leden van het CDJA. Tijdens deze thema-avonden kijken we samen hoe de christendemocratische waarden kunnen worden verenigd met de wetenschap en logica.
Tot slot zullen de thema-avonden gebundeld worden in een werkdocument. Dit document heeft de ambitie om – vanuit een besef van verbondenheid tussen de generaties – eensgezindheid te bereiken over de grondslagen waarmee de christendemocratie zich in het medisch-ethische debat kan mengen.
Geef een reactie
“Voor een land dat we door willen geven”
Rentmeesterschap is een van de uitgangspunten van het CDA. Een uitgangspunt dat prima past bij de denkwijze van het CDJA. Maar wat betekent rentmeesterschap nu precies? Volgens het CDA is rentmeesterschap als volgt van betekenis: “Vanuit een besef van verbondenheid tussen generaties voelt het CDA zich geroepen tot zorg voor natuur en cultuur”. Hier sta ik volledig achter, maar voor mij betekent rentmeesterschap meer dan dit.
Rentmeesterschap staat naar mijn mening onder meer voor gelijke kansen bieden aan de volgende generaties. Dat etnische afkomst, culturen en bevolkingsklassen geen belemmering mogen zijn voor hetgeen je wilt bereiken. Ik vind dat wij als samenleving de plicht en verantwoordelijkheid hebben om er voor te zorgen dat die gelijke kansen gewaarborgd blijven.
Voor mij gaat rentmeesterschap ook verder dan enkel de volgende generatie. Ik vind dat we 3, 4 of misschien zelfs wel 5 generaties verder moeten denken. We zouden ons niet alleen bezig moeten houden met de wereld over 10 tot 15 jaar, maar juist wat meer met een wereld die nog 50 tot 80 jaar van ons verwijderd is. Als we zo doorgaan, halen we die 50 tot 80 jaar dan nog wel? Of hebben we de aarde uitgewrongen als een natte vaatdoek? Het is lastig om zover vooruit te kijken, maar ik vind wel dat we ons er toe moeten zetten om dit te proberen.
Rentmeesterschap is ook het overdragen van kennis en ervaring. Dat we leren van de successen maar vooral ook van de fouten die in het verleden gemaakt zijn en zo betere beslissingen kunnen maken in de toekomst. Wij kunnen er nu voor zorgen dat de generaties na ons de juiste keuzes kunnen maken door hen te laten leren van onze fouten.
Kortom, rentmeesterschap kun je in veel perspectieven plaatsen. We kunnen het er eindeloos over hebben omdat dit onderwerp zo breed is. Wat betekent rentmeesterschap voor jou? Ik daag je uit om hierover na te denken.
Deze column is eerder (24 augustus 2020) als bestuurscolumn verschenen bij CDJA Noord-Holland.
Geef een reactie
Soms moet gezegd worden wat men niet wil horen
Waarom ‘De Vrije Mening’ zo belangrijk is
Begin van de zomer ondertekenden wij, samen met nog 92 anderen, het ‘manifest voor vrijheid van meningsuiting’. Zoals we al geanticipeerd hadden, ontstond daarover flinke ophef, niet in de laatste plaats binnen onze eigen partij, het CDA. De kritiek richtte zich niet zozeer op de inhoud van het manifest -waar brede steun voor is- maar op onze mede-ondertekenaars. Deze ‘guilt by association’ die ons ten deel viel was echter precies een van de redenen waarom wij besloten hebben om onze handtekening onder dit manifest te plaatsen. Het maatschappelijk debat is namelijk zodanig verengt tot (soms letterlijk) zwart-wit denken, dat het aloude adagium “you’re either with us or against us” bijna een algemeen geaccepteerd mantra lijkt te zijn geworden. Het is daarom tegenwoordig verstandig om het maar gewoon niet over bepaalde onderwerpen te hebben als je nog een maatschappelijke of politieke carrière ambieert.
Het racismedebat zal waarschijnlijk, op corona na, bekend komen te staan als het belangrijkste onderwerp van dit jaar. Met name onder de jongere generatie, waar wij allen deel uit maken, roept dit onderwerp hoge emoties op. Daarom viel het ons zo tegen dat er vanuit de traditionele middenpartijen, en ook het CDA, maar heel beperkt werd deelgenomen aan het maatschappelijke debat/gesprek over racisme. Het debat werd in plaats daarvan al heel snel gekaapt door de flanken, waar wij ons eerder in de Telegraaf tegen uitgesproken hebben. De middenpartijen hebben dit bewust laten gebeuren. Natuurlijk, er stond een mooie, politiek correcte persverklaring klaar, maar over echte deelname aan het debat kan niet gesproken worden. Ook wel begrijpelijk ergens, want als je in een verklaring ergens één klemtoon verkeerd legt, ben je meteen een racist en hoeft (of mag!) men jou geen platform meer (te) bieden. Maar toch, als het CDA bredere en jongere doelgroepen aan zich wilt binden, moet een thema als racisme niet vermeden worden uit angst voor afbreukrisico.
Te vaak wordt ons binnen en buiten het CDA geadviseerd om ons te profileren op ‘veilige’ thema’s en ons buiten discussies over bijvoorbeeld racisme te houden omdat de risico’s daarin te groot zijn. Onderwerpen die veilig en toch relevant zijn, zijn er natuurlijk ook genoeg voor jonge politici. Neem bijvoorbeeld duurzaamheid, het leenstelsel of de woningmarkt voor starterswoningen. Wij hebben echter ooit besloten de politiek in te gaan omdat we een bepaalde visie hebben voor Nederland en waar we heen moeten met dit land. Als we deze visie constant moeten verbergen en inperken uit angst voor politieke gevolgen, raken middel en doel verward en verworden we tot niets meer dan de zoveelste grijze, kleurloze partijtijger of carrièrepoliticus. In die zin was dit manifest misschien ook wel een vorm van politieke zelfmoord, maar dat risico nemen we voor lief.
Ondanks deze risico’s hebben wij besloten het manifest voor de vrije mening te ondertekenen. We zien namelijk om ons heen te veel voorbeelden van de zogenaamde ‘cancel culture’ of afrekencultuur. Laten we als voorbeeld het debat over migratie nemen. Kritiek op immigratie is, nog steeds, zowel politiek als maatschappelijk ongewenst en daarom worden stemmen in de maatschappij die zich zorgen maken over de enorme culturele, economische en sociale uitdagingen van massamigratie eigenlijk standaard bestempeld als extreem-rechts of fascistisch. Dit heeft al veelvuldig tot problemen geleid, waarbij er structureel weggekeken wordt en juist de boodschapper wordt aangepakt en niet het probleem.
Feit blijft dat we door migratie bepaalde culturele ideeën en opvattingen importeren die in een Westerse maatschappij worden beschouwd als barbaars. Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan besnijdenis bij meisjes of het recente voorbeeld in een AZC waar een lesbische Nigeriaanse vrouw ernstig mishandeld werd. Als wij hier hardop onze zorgen over uitspreken, vliegen benamingen als dom-rechts, extreem-rechts, populistisch, racistisch, fascistisch of rabiaat-conservatief ons al snel om de oren.
De afrekencultuur in het debat over immigratie is niets nieuws in Westerse samenlevingen. Al in de jaren ‘80 raakte Britse schooldirecteur Ray Honeyford zijn baan en onderwijscarrière kwijt vanwege het aan de kaak stellen van het fenomeen ‘parallelle samenleving’, een samenleving die bijna volledig losstaat van de eigenlijke samenleving in een land. Dat de minste beschuldiging van racisme het einde betekent van een carriere is ook niets nieuws. De Britse politie in Rotherham heeft tussen 1997-2013 niet durven optreden in een misbruikzaak waarbij 1400 meisjes slachtoffer zijn geworden, uit angst voor racismebeschuldigingen omdat de daders van Pakistaanse origine waren.
Dergelijke voorbeelden spelen zich niet alleen in het buitenland af. Deze zomer werden probleemwijken van Den Haag, Rotterdam en Utrecht geterroriseerd door ‘verveelde jongeren’. Bij veel media lijkt er een enorme angst te bestaan om een van de daadwerkelijke oorzaken van het probleem bij naam te noemen: dat het veelal jongeren met een migratieachtergrond zijn die aan het rellen slaan. De oorzaak voor deze angst ligt bij het al eerdergenoemde probleem van politieke correctheid.
Maar ook bij veel minder gevoelige zaken begint dit een steeds grotere rol te spelen. Een van de auteurs van dit stuk heeft dit jaar voorzichtig zorgen op tafel gelegd over Chinese studenten aan Nederlandse universiteiten. Geen onterechte zorg, gezien de AIVD veelvuldig waarschuwt voor Chinese spionageprogramma’s. In de discussie die daarop volgde werd hij echter meermaals weggezet als racist. Enkel vanwege een poging om dit onderwerp bespreekbaar te maken. Dit nodigt natuurlijk niet uit om verder te spreken over dergelijke blijkbaar controversiële onderwerpen.
Deze voorbeelden tonen eens te meer aan waarom het manifest ‘De Vrije Mening’ zo belangrijk is en ook waarom wij het zo betreuren dat het maar door een zeer beperkte groep Nederlanders is ondertekend. Voor het functioneren van onze rechtsstaat en democratie is het soms noodzakelijk dat wij als jonge politici kunnen praten over onderwerpen waar mensen liever niet al te vaak aan denken of het principieel niet mee eens zijn. Dit moet open en vrij kunnen zonder de angst om ‘gecancelled’ te worden of hier serieuze consequenties aan verbonden zijn voor politieke en maatschappelijke carriere. En nee, wij zullen het echt niet altijd bij het rechte einde hebben en niemand hoeft naar ons te luisteren, maar het vooraf onbespreekbaar maken van een onderwerp of een bepaalde mening omdat het ongewenst is, gebeurt helaas te vaak. Daarbij onderschatten we ook echt de keerzijde van het principe van vrijheid van meningsuiting niet. Helaas maken zowel de linker- als de rechterkant van het politiek spectrum zich schuldig aan het misbruiken van de vrijheid van meningsuiting om te polariseren en mensen tegen elkaar op te hitsen, maar wij zien in het alternatief -inperking van deze vrijheid- een nog veel groter gevaar.
Geef een reactie
Abel Herzberg lezing Hugo De Jonge: Een ode aan het christendemocratische mensbeeld
Het jaar 2020 zal bij iedereen in de boeken komen te staan als een veelbewogen en bijzonder jaar. De coronamaatregelen hebben een diepe impact gemaakt op ieders persoonlijk leven. Echter, hoe ingrijpend dit ook allemaal is, het is niets vergeleken met het turbulente jaar van Hugo de Jonge. Op 19 maart nam hij midden in een uitslaande pandemie het stokje over van de oververmoeide Bruno Bruins en vanaf toen is de storm nergens meer echt tot rust gekomen. Naast minister van Volksgezondheid, CDA-vicepremier en ‘Chef Corona’ is hij na een bewogen interne partijverkiezing ook aangewezen als politiek leider. Nu het stof een beetje is gaan liggen heeft De Jonge eindelijk tijd om ons mee te nemen in zijn verhaal voor Nederland. Zonder interrupties van de Kamervoorzitter en journalisten, die hem regelmatig aansporen om tempo te maken, kon Hugo in de anderhalf uur durende Abel Herzberg lezing zijn oude schoolmeesters rol weer helemaal oppakken. Het CDJA was hierbij en brengt verslag uit!
Wat opviel aan de lezing naast de beperkte hoeveelheid publiek en de desinfectiepompjes was dat Hugo in de lezing zijn functie als coronaminister volledig integreert met zijn visie op de toekomst van Nederland. De coronacrisis legt zijns inziens bloot wie we als mensen werkelijk zijn.
Geïllustreerd door psalm 8, zoals een domineeszoon betaamd, wordt de dualistische natuur van de mens blootgelegd. Wanneer we kijken naar de maan en de sterren en de natuur om ons heen dan kan de mens soms zo nietig en klein aanvoelen. Anderzijds kan deze kleine mens soms tot veel kwaad in staat zijn. Hugo licht dat toe aan de hand van een ‘bloemlezing van drek’ die dagelijks via sociale media de ether in wordt geslingerd. Het virus lijkt hierbij te fungeren als een katalysator van deze haat. Ook persoonlijk krijgt Hugo hiermee te maken: ‘massamoordenaar’, ‘Vaccinazi’, ‘Hugo Hitler’, het is maar een kleine greep uit de waaier aan kleurrijke maar smakeloze beledigingen.
Maar gelukkig gaat psalm 8 verder: God heeft de mens bijna een god gemaakt, gekroond met glans en glorie. “In al onze kleinheid zijn we tot grootse dingen in staat.” Men staat voor elkaar klaar, geeft een hand als men het moeilijk heeft en doet zijn best om het leven van de ander dat kleine beetje beter te maken. Dit zorgen voor elkaar is de kern van ons mens zijn. Juist in het begin van de coronacrisis hebben we deze kant van de mens goed kunnen zien. Maatschappelijke initiatieven zoals support your local, het boodschappen doen voor kwetsbare en zorgmedewerkers zijn hier een mooi voorbeeld van. In de woorden van Hugo de Jonge: “We hielden afstand, maar waren misschien wel dichterbij dan ooit”
Deze solidariteit is volgens De Jong de kern van ons mens-zijn en het fundament van onze samenleving. “Sinds mensenheugenis is de zorg voor elkaar de manier om vooruit te komen.” De verbondenheid die we aan het begin van de crisis voelden heeft echter niet alle onzekerheden weten weg te nemen. De coronacrisis legt eerder een vergrootglas op de onzekerheden die er al waren. Onzekerheid over je baan, je huis en je pensioen leidt ertoe dat mensen deze belangrijke solidariteit niet meer ervaren. In deze onzekerheden ziet De Jonge net als eerdere partijleider Buma de bron van het populisme.
Deze toegenomen onzekerheid toont volgens De Jonge dan ook aan dat het neoliberalisme geen oplossing biedt voor de problemen van vandaag en de toekomst. Dit sluit natuurlijk helemaal aan bij de tijdsgeest waarin zelfs de liberalen afstand nemen van het neoliberalisme. De liberale agenda heeft gezorgd voor een samenleving waar het recht van de sterkste veel te veel ruimte heeft gekregen. De coronacrisis heeft dit inzicht alleen maar versterkt. Volgens Hugo de Jonge ligt de oplossing hiervoor in een stevig fundament van verbondenheid en solidariteit. We kunnen pas echt vrij zijn als we tegelijkertijd verbonden en solidair zijn. Een nieuwe samenlevingsagenda gestoeld op solidariteit moet daarom vooropgesteld worden als we langzaam uit de huidige crisis klimmen.
Over de concrete invulling van deze solidariteit blijft De Jonge echter relatief vaag in zijn lezing. De solidariteit tussen generaties zou hersteld moeten worden om te voorkomen dat er een coronageneratie ontstaat. De solidariteit in de arbeidsmarkt moet hersteld worden omdat het huidige systeem vooral voordelig is voor hoogopgeleiden en werkgevers en de solidariteit in de zorg moet versterkt worden door doorgeschoten marktwerking af te remmen. Wanneer na afloop van de lezing gevraagd wordt hoe dit dan gedaan zou moeten worden komt Hugo echter niet verder dan algemene frasen als: “We moeten het advies van commissie Borstlap ter harte nemen”. Bij de bespreking van marktwerking in de zorg valt De Jonge steeds terug op het specifieke voorbeeld van het aanpassen van het aanbestedingsrecht. Vanwege concurrentiebeding zou het namelijk lastig zijn voor zorginstellingen om samen te werken. Al met al zijn dit goede initiatieven, echter men zou meer inhoudelijke visie verwachten van een man die nota bene vier jaar minister van Volksgezondheid is geweest. Hopelijk zullen deze punten meer worden uitgediept in het binnenkort te presenteren verkiezingsprogramma.
Het laatste punt waar solidariteit hersteld zou moeten worden is de solidariteit in buurten en gemeenschappen. Hugo koppelt dit aan zijn eerder gelanceerde plan om de grip op migratie terug te krijgen. Migratie moet ons niet langer zomaar overkomen. Zo zou er nagedacht moeten worden over een bovengrens voor immigratie. Migratie is namelijk een belangrijke bron van onzekerheid en polarisatie en deze problemen slaan disproportioneel neer in arme arbeiderswijken in grote steden. Dit schaadt de onderlinge solidariteit in deze buurten en zorgt ervoor dan men zich niet meer herkent in de eigen buurt. Kenmerkend voor Hugo de Jonge spreek hij hierbij uit zijn eigen ervaring als inwoner van Rotterdam Zuid en onderwijzer in de Millinxbuurt. Alhoewel de analyse raak is, wordt er in deze redenering erg snel over het Europese vrije verkeer van personen gestapt. In hoeverre is het werkelijk mogelijk om weer ‘grip’ te krijgen op het aantal arbeidsmigranten wat Nederland jaarlijks ontvangt? Daarnaast is het koppelen van solidariteit en migratie natuurlijk erg ongelukkig wanneer de inkt van de net getekende Moria-deal nog nauwelijks droog is. In de vraagstelling achteraf werd dit punt verder ter discussie gesteld en je zag Hugo hiermee worstelen.
Een punt waar de CDA-lijsttrekker wel erg duidelijk in was, is de stellingname tegen racisme. Aangegrepen door het antisemitisme wat vaak terugkomt in het werk van Abel Herzberg, neemt Hugo stevig positie in tegen racisme. Men zou – zo lijkt het – een extra categorie solidariteit aan de lezing van De Jonge kunnen toevoegen: solidariteit tussen bevolkingsgroepen. “Wanneer mensen elkaar niet meer willen zien, elkaar niet meer willen begrijpen en niet meer met elkaar verder willen, dan spreekt men van racisme”.
Al met al was de Abel Herzberglezing een lofzang op het christendemocratisch mensbeeld, waarin mensen tot hun recht komen in relatie tot de ander. De Jonge gaf daarbij onder meer aan hoe men tijdens de uitbraak van het coronavirus dit mensbeeld weer heeft kunnen zien en hoe hard dit inzicht nodig is om in de toekomst vooruit te kunnen. In het post neoliberale tijdperk hebben we – zo suggereert De Jonge – onderlinge solidariteit nodig om een nieuwe samenlevingsagenda te formuleren waarin iedereen mee kan doen en niemand in de steek gelaten wordt. Hoe we deze visie uiteindelijk vorm gaan geven is nog niet volledig duidelijk geworden in de lezing, maar gelukkig bestaat een partij uit meer dan een lijsttrekker. Ook binnen het CDA bestaat solidariteit tussen alle leden om hier uiteindelijk ‘samen’ uit te komen.
Geef een reactie
40 jaar CDA en bijna 40 jaar CDJA
Het CDA wordt bijna veertig. En ondanks corona mag dat best gevierd worden. Want in veertig jaar parlementaire democratie is gebleken dat de politiek niet zonder die brave polderende CDA’ers kan. Dat betekent niet dat het CDA heeft stilgestaan. Integendeel. Van mensen van het eerste uur als Piet Steenkamp hebben we afscheid moeten nemen. Het aantal leden en zetels is weleens meer dan gehalveerd. Het CDJA bleef in al die tijd een stabiele betrouwbare factor. Schommelend tussen de 2000 tot 2500 leden. Luis in de pels en aanjager van verjonging.
Die 40 jaar CDA verdient dus zeker ook een compliment aan alle CDJA’ers in het land. De laatste jaren groeien we zelfs. Een levensvatbare partij kan niet zonder sterke en stabiele jongerenorganisatie.
Die groei zien we concreet terug. Sinds een maand hebben wij weer een CDJA Flevoland. Daarmee is het CDJA de enige jongerenpartij met 12 provinciale afdelingen. Dat zegt iets over onze club. In ledenaantallen in het rechterrijtje, maar in raadszetels en afdelingen veruit de grootste. Het laat zien hoeveel talent het CDJA herbergt en zegt ook iets over onze identiteit. Het is niet alleen spreken over gemeenschapszin en een sterke civil society, maar daar zelf concreet invulling aangeven. Niet lullen, maar poetsen om het op zijn Rotterdams te zeggen. Zelf vormgeven aan je idealen. Dat maakt mij trots op onze afdeling in Flevoland. En ook die elders in het land.
Als het even meezit vieren wij volgend jaar ook ons 40 jarig jubileum. Dat doen we waarschijnlijk in Emmen, Drenthe. Ook zo’n afdeling die geen enkele andere pjo kent. Ik kijk er nu al naar uit om daar met elkaar op nog eens 40 jaar een sterk en stabiel CDJA te proosten.
Geef een reactie
Contents
- Identiteit
- Zomerschool CDJA en PerspectieF: een warm bad in de verfrissende bronnen van christelijke politiek
- Kiezen voor de waarde van mensen
- De langverwachte memoires van de langstzittende premier van Nederland
- Buma: “Ik ben niet het orakel uit het noorden”
- Exodus: het grote verhaal van de hoop
- Medisch-ethische dilemma’s: volle kracht vooruit of godsdienstige weerstand?
- “Voor een land dat we door willen geven”
- Soms moet gezegd worden wat men niet wil horen
- Abel Herzberg lezing Hugo De Jonge: Een ode aan het christendemocratische mensbeeld
- 40 jaar CDA en bijna 40 jaar CDJA
- Contact