In deze editie meer over de Brexit, de nieuwe fractievoorzitter van het CDA, een interview en boekrecensies. Ook vind je een voorzitterscolumn en een politieke update in dit nummer.
Wijzigingsvoorstellen statuten en huishoudelijk reglement CDJA.
Geachte leden van het CDJA,
Met gepaste trots kan ik mededelen dat voor jullie het voorstel voor wijziging van de statuten en het huishoudelijk regelement van het CDJA ligt. De afgelopen maanden is de schrijfgroep Statuten/HR hard aan het werk geweest om deze documenten tot stand te brengen. Op de algemene ledenvergadering van 3 en 4 december a.s. zullen beide documenten voorgelegd worden aan de leden.
Lees hier het voorstel van de statuten en hier het voorstel voor het HR.
Voorgeschiedenis
Op de algemene ledenvergadering van 22 mei jl. is het eindrapport van de Commissie Herziening organisatiestructuur CDJA aangenomen. Ook hebben we te maken met de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR). Om de voorstellen uit het eindrapport door te voeren en de eisen die de WBTR stelt op te nemen in de statuten, dienden de statuten en het huishoudelijk reglement van het CDJA herschreven te worden. Hiervoor heeft het Algemeen Bestuur in mei een schrijfgroep ingesteld die de hierboven genoemde opdracht meekreeg. De schrijfgroep heeft op haar eerste bijeenkomst in juni besloten deze opdracht zeer strikt te interpreteren en expliciet er voor te kiezen om geen beleidsmatige wijzigingen door te voeren of om de zogenaamde stofkam door de statuten te halen. Na meerdere schrijfsessies – zowel en petit comité als plenair – is op 24 september jl. het concept wijzigingsvoorstel opgestuurd naar de notaris (Westport Notarissen te Naaldwijk) en op 20 oktober jl. is de conceptakte voor de wijziging van de statuten en het wijzigingsvoorstel voor het huishoudelijk regelement voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur heeft – conform artikel 5.2.2. lid 1 van de huidige statuten – besloten om beide wijzigingsvoorstellen door te geleiden naar de algemene ledenvergadering.
Amendementen
Er is de mogelijkheid om amendementen in te dienen op de wijzigingsvoorstellen. Alleen amendementen met betrekking op de interpretatie van de aanbevelingen uit het eindrapport van de Commissie Herziening organisatiestructuur CDJA zullen ontvankelijk verklaard worden. Dit omdat het doel van deze statutenwijziging nadrukkelijk niet is om andersoortige beleidswijzigingen door te voeren. De deadline voor het indienen van amendementen is 23 november en de amendementen kunnen gemaild worden naar secretaris@cdja.nl.
Vragen
Als schrijfgroep willen we de leden graag de gelegenheid geven om voorafgaand aan de behandeling op de algemene ledenvergadering vragen te stellen. Daarom zullen we maandagavond 15 november hiervoor een digitale sessie organiseren. Nadere informatie hierover volgt. We willen iedereen echter al wel vast van harte uitnodigen om hierbij aanwezig te zijn.
Namens de schrijfgroep Statuten/HR,
Stefan Ruiter
Secretaris CDJA, CDA-jongeren.
Geef een reactie
Brexit noodwet: democratisch tekort
Op 23 juni 2016 stemden de Britten in een referendum over het lidmaatschap van de Europese Unie. Het resultaat zal u niet zijn ontgaan. Het ‘leave-kamp’ kreeg de meeste stemmen. De Britten hadden gekozen voor een Brexit en zouden de Europese Unie gaan verlaten. Na de brief van 29 maart 2017 waarin het Verenigd Koninkrijk zijn beslissing om de Europese Unie te verlaten kenbaar maakte, brak een periode van onderhandelen aan. Tot een akkoord kwam het niet. Na vele crises is Groot-Brittannië echter nog altijd lid van de Europese Unie. Ook onder de nieuwe premier Johnson is het land nog altijd in de ban van Brexit. Gelet op de onzekerheid heeft ook Nederland de nodige maatregelen getroffen. Onderdeel hiervan is de zogenaamde Verzamelwet Brexit. Met name artikel X van dit wetsvoorstel heeft de nodige kritiek gekregen. Ook het CDA heeft de nodige kritiek geleverd op het betreffende artikel. In het vervolg zal eerst worden stil gestaan bij het initiële wetsvoorstel. Daarna zal de kritiek op dit voorstel, alsmede de aanpassing voorgesteld door het CDA worden besproken.
In het Nederlandse staatsrecht ligt het wetgevende primaat
bij de wetgever in formele zin: de Staten-Generaal en de regering. De Eerste en
Tweede Kamer hebben zodoende een beslissende stem in het wetgevingsproces. De
invloed van de Staten-Generaal op het wetgevingsproces vormt tegelijkertijd de
democratische legitimatie voor het wetgevingsproces. Met zijn stem tijdens de
Provinciale Staten respectievelijk Tweede Kamerverkiezingen heeft de burger
invloed op de samenstelling van de Eerste en Tweede Kamer. Indirect heeft de
burger via de Eerste en Tweede Kamer zodoende ook invloed op het
wetgevingsproces.
Naast wetgeving afkomstig van de formele wetgever bestaat er
ook lagere regelgeving van de centrale overheid. Dergelijke lagere regelgeving
is afkomstig van de centrale overheid en heeft algemeen verbindende werking in
die zin dat iedereen aan de regel is gebonden, maar deze regelgeving
ondergeschikt is aan van de formele wetgever afkomstige wetgeving. Lagere
regelgeving afkomstig van de centrale overheid – algemene maatregelen van
bestuur (AMvB’s) en ministeriële regelingen – kunnen ook buiten het parlement
om worden vastgesteld door de regering, ministers en zelfstandige
bestuursorganen.
De naderende Brexit zorgde voor een grote hoeveelheid
complexe regelgeving. De minister overwoog zodoende dat “het op enig moment
noodzakelijk kan blijken om op zeer korte termijn een oplossing te realiseren
voor een gerezen probleem dat samenhangt met de terugtrekking van het VK uit de
EU, of voor een ander, nog onvoorzien probleem (Memorie van Toelichting).”[1]
In dergelijke gevallen, zou, zo overwoog de minister, de
totstandkoming van een wetswijziging niet kunnen worden afgewacht. Het initiële
artikel X van de Brexitnoodwet voorzag daarom in een regeling die snel
wetgevend ingrijpen mogelijk maakte. Het betreffende artikel bepaalde kort en
goed dat, in afwijking van hetgeen bij formele wet was bepaald, bij algemene
maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling – lagere regelgeving – voorzieningen
getroffen kunnen worden met het oog op een goed verloop van de terugtrekking. Artikel
X van de Verzamelwet Brexit bood het parlement met andere woorden de
mogelijkheid om – buiten het parlement om – regels te stellen die afwijken van door de formele
wetgever – de Staten-Generaal en de regering – gegeven regels.
Het gebruik van algemene maatregelen van bestuur of
ministeriële regelingen is op zichzelf bezien niet problematisch. Zolang AMvB’s
berusten op een formeel-wettelijke grondslag is de lagere wetgever vrij in het
gebruik van lagere regelgeving. Ook in het geval van de Brexitnoodwet zou
sprake zijn geweest van een formeel wettelijke grondslag voor de AMvB. Het
omstreden artikel X van de noodwet bood immers de juridische mogelijkheid om “bij
algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling (…) tot een jaar na de
datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie,
voorzieningen te treffen met het oog op een goed verloop van deze terugtrekking
(Artikel X Verzamelwet Brexit).”[2]
Probleem is echter dat de grondslag van de wet zo breed is dat de wetgever de
mogelijkheid heeft om velerlei maatregelen te nemen zonder specifieke
grondslag. Er is nog wel een formeel-wettelijke grondslag, maar deze is
dusdanig breed dat deze formeel-wettelijke grondslag in feite wordt uitgehold. Ministers
krijgen onder de Brexitnoodwet de mogelijkheid om via lagere regelgeving – waar
zij dat nodig achten – regelgevend op te treden, en af te wijken van regelingen
die ze nodig achten. Het parlement is niet betrokken bij de totstandkoming van
deze lagere regelgeving en wordt zodoende buiten spel gezet.
Tegen die achtergrond is het dan ook begrijpelijk dat het
CDA zich samen met twaalf andere partijen kritisch heeft opgesteld tegenover het
wetsvoorstel en er extra waarborgen zijn ingebouwd. Zo dienen de beide Kamers twee
weken voorafgaand aan het instellen van de AMvB geïnformeerd te worden. Ook
wordt de minister bij structurele wijzigingen, op straffe van verval van de
AMvB, verplicht de maatregel zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen
acht weken na het tot stand komen van de algemene maatregel van bestuur bij
formele wet te regelen. Ten slotte is de termijn waarbinnen Brexit-maatregelen
genomen kunnen worden ingeperkt van een jaar tot een half jaar.[3]
[1] Kamerstukken II, 2018–2019, 35 084, 3,
p. 18.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35084-3.html
[2] Kamerstukken II, 2018-2019, 35 084, 2,
p. 5.
[3] Kamerstukken I, 2018-2019, 35 084, A, p.
6.
Geef een reactie
De politiek van: Hans Grosheide
Hans (Johan Hendrik) Grosheide is de enige nog levende bewindspersoon uit de jaren 60. Grosheide werd op 6 augustus 1930 geboren in Amsterdam. Na het gymnasium ging hij Rechtsgeleerdheid studeren aan de VU in dezelfde stad. Later was hij onder meer staatssecretaris van onderwijs, staatssecretaris van Justitie en burgemeester van Rijswijk. Grosheide was actief voor de ARP en ook vijf jaar voorzitter van de Dr. Abraham Kuypersstichting.
We hebben Hans Grosheide thuis opgezocht. Hij woont zelfstandig in Den Haag. We kregen een hartelijk ontvangst en meteen viel de vitaliteit van Grosheide op. Met soepele heupen loopt hij door zijn huis en met zijn 89 jaren tennist en fietst hij nog. Ook pakt hij nog geregeld het vliegtuig naar Amerika en Australië, waar zijn dochters en kleinkinderen wonen, van wie hij kussens op de banken heeft. Ook was meteen duidelijk dat er een ARP’ er in dat huis woonde. Het is een rustige kamer met veel lectuur en verschillende bijbeluitvoeringen prominent zichtbaar.
Hoe bent u staatssecretaris geworden?
Grosheide vertelt dat hij adjunct secretaris van de Schoolraad voor Scholen met den Bijbel en lid van de onderwijscommissie van het college van advies van de ARP was. Hij kreeg Kamerleden op bezoek die informatie wilden over de Mammoetwet, waarna hij zich daarin heeft verdiept en er een artikel voor heeft geschreven in de Antirevolutionaire Staatkunde. Grosheide: ‘Daar heb ik denk ik aan te danken dat toen het kabinet Marijnen werd geformeerd, en bedongen werd dat er een antirevolutionaire staatssecretaris op onderwijs zou komen, dat ik dat werd.’
Hoe werd u opeens voor de Mammoetwet toen u staatssecretaris werd?
‘De Schoolraad had zich verzet tegen de Mammoetwet, maar vlak voordat het kabinet Marijnen aantrad, was de wet door beide Kamers heen. De wet was een feit. De Antirevolutionaire Kamerleden hadden gedeeld gestemd. De Mammoetwet werd gezien als een gelijkschakeling van de subsidievoorwaarden van het bijzonder onderwijs en de regeling van openbaar onderwijs, waardoor het bijzonder onderwijs meer op het openbaar onderwijs zou gaan lijken.’
Hebt u toen u staatssecretaris werd nog wat meegenomen van uw kritiekpunten op de Mammoetwet?
‘Er is wel wat bijgeschaafd in de tijd dat de wet onderweg was wet te worden. Het is toch een omvangrijke en ingewikkelde wet en die komt zelden helemaal gaaf door de parlementaire behandeling heen. Dan worden er amendementen aangenomen en vergeet men dat dat consequenties heeft voor een aantal artikelen. De wet had geen overgangsrecht. Dat recht moest bij een aparte wet worden geregeld. Ik had de taak de overgangswet te ontwerpen. In die overgangswet zijn er nog een aantal dingen meegenomen.’
Wat was uw favoriete onderwerp in uw tijd als Staatssecretaris op onderwijs?
‘De Kweekschool in Beverwijk, die zouden wij tegenwoordig de pabo noemen, de school voor individueel technisch onderwijs in Den Haag en werkende jongeren, dat zijn de dingen die diepe indruk op mij hebben gemaakt. De ito-school was voor individueel technisch onderwijs. De directeur van die ito-school had de opvatting, waar ik het mee eens was, dat er meer belangstelling was voor algemeen onderwijs (HBS en gymnasium) dan voor individueel technisch onderwijs, daardoor kwamen de leerlingen die op individueel technisch onderwijs aangewezen waren met een petitie en die hebben minister Veringa en ik in ontvangst genomen. Daar heb ik met die leerlingen over gesproken. Dat heeft diepe indruk op mij gemaakt, wat ook geldt voor de democratisering van het onderwijs.’
Wat heeft de Mammoetwet ons jongeren gebracht, en wat gekost?
‘Ik ben te lang uit de onderwijswereld, want ik ben daarna in de wereld van justitie en bestuur terechtgekomen. Daarna heb ik het onderwijs alleen nog uit belangstelling gevolgd. Voor de Mammoetwet was er een systeem van onderwijswetten die nog stoelden op de 19e-eeuwse klassen indeling. Je had de hoger onderwijswet, die regelde de universiteiten, en de gymnasia, als voorbereiding daarop.
En je had de middelbaar onderwijswet die regelde de HBS en de MMS dat was voor de mensen die na de middelbare school gingen werken, maar wel een behoorlijke opleiding hadden gehad.
Tevens was er de lager-onderwijswet, die regelde het basisonderwijs voor iedereen. Veel leerlingen gingen daarna van school
Later kwam de Nijverheidsonderwijswet, die was voor mensen die na de basisschool niet meteen gingen werken, maar nog een aantal jaren beroepsgericht onderwijs gingen volgen. Later kwamen er allerlei uitbreidingen, waardoor bijvoorbeeld de lager-onderwijswet ook de mavo ging regelen. Het is er vooral organisatorisch en wetstechnisch beter op geworden met de Mammoetwet.’
Waar komen de namen havo, VWO en mavo vandaan?
‘Wie ze bedacht heeft, weet ik niet maar die kwamen tevoorschijn in die onderwijsnota’s van Rutten en Cals.’
Welke koerswijziging voor het onderwijs zou u voorstellen?
‘Houd het onderwijs algemeen. Dan hebben de leerlingen een bredere basis voor later. Vanuit de wereld van de beroepen komt er vaak de vraag om wat meer specialisatie in het onderwijs te brengen. Dat is niet onbegrijpelijk, maar als dat doorschiet, gaat de slinger weer terug. Dat is een voortdurende pendelbeweging die samenhangt met de maatschappij. Een voorbeeld daarvan is de ICT-wereld. Deze wereld vergt zo’n andere manier van denken en brengt ook nieuwe beroepen met zich mee. Aan de andere kant gaan er beroepen verdwijnen. Daar moet je het onderwijs wel op aanpassen. Je moet voorkomen dat je zo eenzijdig wordt voorbereid op een beroep dat als dat beroep verdwijnt, je kans op een baan is verkeken. Als dat laatste gebeurt, is dat natuurlijk wel verdrietig.’
Wat was de gedachten van het doorbreken van het klassenstelsel?
‘Ik was al een tijd in het kabinet van De Jong toen ik werd geraakt door die technische scholen. Maar in dezelfde tijd speelde er ook iets anders. In de jaren 60 speelde ook de democratisering van het onderwijs. Kinderen van welgestelde mensen gingen naar gymnasium of HBS en kinderen uit groepen met een lager inkomen gingen daar vaak niet heen. Daarmee gaat talent verloren. Wat maatschappelijk jammer is maar er worden ook individuele ontplooiingsmogelijkheden geremd. Minister Veringa (KVP, red) en ik hebben toen een nota uitgebracht over de democratisering van het onderwijs en ik weet nog dat we het er met verschillende mensen over hadden. Iemand had het gelezen die vond het nogal erg rood. Het was hem te links. Het verschil in opleidingskansen is nog steeds een probleem. Het blijkt uit allerlei studies dat mensen uit lagere inkomensgroepen minder kansen hebben. Het is toch verdrietig dat er ongelijke kansen in de maatschappij zijn. Dat vind ik ook voor een politieke partij iets om heel veel aandacht aan te besteden.’
Bent u degene die Fries onderwijs heeft ingevoerd?
‘Ja, er was wel Fries onderwijs, maar op vrijwillige basis. Ik heb voorgesteld het wettelijk te regelen.’
Was er in die tijd een grote onderwijslobby?
‘Je had de lobby’s van de vakbonden. En dat was keurig netjes verzuild opgedeeld. Die hadden inbreng op rechtspositioneel en op onderwijsinhoudelijk gebied. Ook waren er verenigingen van schoolbesturen die opkwamen voor openbaar onderwijs of voor bijzondere scholen.’
Waarom aanvaarde u in 1967 het ambt van minister van Onderwijs niet?
‘Daar vond ik me nog te jong voor.’ Premier De Jong, die als formateur de ministers en staatssecretarissen mocht selecteren voor zijn eerste en enige kabinet, schreef in zijn dagboek over de afwijzing van Grosheide ‘Durft niet’.[1]’
Heeft u daar spijt van dat u dat toen dacht?
‘Nee, ik denk dat het een vorm van redelijke zelfkennis is geweest.’
Was het fijner werken met een meerderheid aan confessionele partijen?
‘Het interessante was dat niet alleen confessionelen in de kabinetten van daarvoor (1963, red) zaten, maar ook socialisten en/of liberalen. Het Kabinet Marijnen was met de VVD, Kabinet Cals was met de PvdA, Kabinet De Jong was met de VVD.’
Wat vond u zelf het mooiste kabinet om in te werken?
‘De Jong, Ja! Verreweg.’
Waarom?
‘Nou het heeft een aantal redenen. Een ligt een beetje voor de hand. De Jong heeft geen kabinetscrisis gehad die gelijmd moest worden. De andere kabinetten hebben niet zo lang gediend. Piet De Jong (KVP, red) was een voortreffelijk Premier. Hij diende ook in hele lastige tijden, eind jaren 60. De Jong was een geweldige man. Doordat we daar 4 jaar zaten was het ook een club.’
Is er nog iets gebeurd in die tijd van het kabinet De Jong?
‘Het waren ook rare tijden. Het was ook de tijd van bezettingen. Ik weet nog van de kweekschool in Beverwijk en studentenopstanden in Nijmegen en Amsterdam met alle mogelijke toestanden.’
Bent u zelf wel ergens de boer opgegaan om iets uit te leggen?
‘Ik was niet zo’n befaamd spreker. Zo in de verkiezingstijd ging ik wel eens wat aan een zaaltje uitleggen. Voor spreken heb ik nooit zo’n groot talent gehad.’

Waarom bent u staatssecretaris op justitie geworden?
‘Ik was gekozen in de Tweede Kamer en had mij ingesteld op een aantal jaar in de Tweede Kamer. In het kabinet Biesheuvel was de verdeling van de stoeltjes anders, waardoor ik niet naar Onderwijs ging. Ik ben ook nog in de running geweest voor een paar ministerschappen.’
Grosheide vertelt dat dat ging om Onderwijs en Justitie. Bijna hadden we Van Agt misschien wel nooit gekend. Grosheide: ‘Zo gaat dat met formaties. Er wordt geschoven, partijen leggen hun wensen op tafel en die wensen sporen niet altijd, of ze willen allemaal hetzelfde departement of juist bepaalde departementen wil niemand of een partij krijgt een departement maar kan er vervolgens geen goed iemand voor vinden omdat de mensen die ze in hun hoofd hebben, bedanken. Op vakantie belde Dries van Agt mij of ik naar Den Haag wilde komen. Hij wilde mij als staatssecretaris.’
Bent u gevraagd om minister van Justitie te worden in 1971?
‘Nou, niet officieel gevraagd, maar er gingen allerlei roulettes spelen. In de formatie is mijn naam ook aan de orde geweest. Ik was bij een gesprek waar ik als minister van Justitie aan de orde kwam.’
‘Ik ben genoemd als minister van Justitie in 1971.’
Wat vindt u van immigratie van toen?
‘Realiseer je dat dat nog in de tijd was dat er dictators in Spanje en Portugal zaten (Salazar en Caetano in Portugal en Franco in Spanje), en dan had je Portugezen die wilden niet vechten in Angola en je had Spanjaarden die ook problemen hadden. Portugal was ook lid van de NAVO, dus dat was een beetje lastig. Ook toen kwamen er mensen met toch wat wonderlijke verhalen om hier asiel te krijgen, maar de grote asielstroom met mensen uit Afrika zoals we die nu kennen, die was er nog niet. Integendeel, het was nog de tijd dat Nederland wervingsovereenkomsten sloot. Op een gegeven moment ook met Turkije. Turken zouden hier dan een jaar of vijf blijven en dan weer terugkeren. Die mensen moesten vooral niet te Nederlands worden, want dat was alleen maar lastig. Na Turkije sloten we wervingsovereenkomsten met Marokko en Tunesië. Iedereen die nu zo scheldt op mensen van buiten moet zich goed realiseren dat Nederland ze heeft binnengehaald. Dat je het hen niet kwalijk kunt nemen dat ze hier kinderen krijgen. Na verloop van tijd was gezinshereniging ook niet meer tegen te houden. Ik heb nooit de instroom van Marokkanen en Turken willen blokkeren, omdat alom om ze werd gevraagd.
De gastarbeiders gingen niet terug, omdat het in de landen van herkomst toch armoediger was dan de bescheiden omstandigheden waarin ze hier leefden. Ze leefden hier vaak in barakken, dus zo gezellig was het hier ook niet. Vervolgens kwam er met het associatieverdrag tussen Turkije en de EEG ook het recht op gezinshereniging. Toen hebben we denk ik een fout gemaakt. Ze kregen onderwijs in eigen taal en cultuur, en dat werd eigenlijk allemaal nog bevorderd. We hebben niet geweldig gehamerd op het leren van Nederlands. Dat begint nu eindelijk door te dringen.’
Grosheide denkt dat het sociaal niet zo verdeeld zou zijn als de migranten in het Nederlands werden onderwezen.
‘Wij kregen de eerste asielaanvraag, er was net een nieuwe vreemdelingenwet gekomen, die was van een Amerikaanse marinier. Hij wilde een vluchtelingenstatus omdat hij tegen de oorlog in Vietnam was. Hij diende in Nederland een aanvraag in, en ging naar Zweden, waarna hij weer naar Nederland kwam. Volgens het NAVO statusverdrag moet iemand die in een ander NAVO land een asielaanvraag deed, terug naar het thuisland. De zaak eindigde met een verblijfsvergunning voor de Amerikaan.
Er waren veel minder Lily en Howick gevallen dan nu. Toentertijd konden we ook nog weleens wat regelen, en dat resulteerde bij twijfelgevallen tot in het voordeel beslissen van de migrant, dan waren we van dat gedoe af. Naarmate de aantallen groter worden kan dat natuurlijk niet meer. Het probleem met de tegenwoordige affaires is dat het vragen is om willekeur, en dat wil je in het bestuursrecht zoveel mogelijk uitsluiten.
Wij zijn op asielbeleid heel schichtig aan het worden en daardoor verliezen we barmhartigheid uit het oog. Het is een schande dat de EU niet kan afdwingen dat de vluchtelingen over alle lidstaten worden verspreid.’
Wat vindt u van de vluchtelingen in Noord-Afrika?
‘We moeten beginnen met constateren dat iedereen het recht heeft om naar een beter leven te streven. Een probleem is dat de Afrikanen vaak verkeerd worden voorgelicht, en dat de mensen die erin slagen naar Europa te komen vaak het hele familiekapitaal gebruiken om de smokkelaars te betalen. Hier doen de Afrikanen het veelal slecht, maar dat kunnen ze niet vertellen, omdat het leven hier ellendig voor ze is en ze met het geld van de familie naar Europa zijn gekomen om het hier ‘te maken’. Zeg dan maar eens tegen je ouders dat Europa erg tegenvalt. Goede voorlichting aan Afrikanen is nodig. Politici zouden het beste kunnen zeggen: ‘Jongens, blijf nou maar weg’, maar dan moeten we ze wel helpen met het opbouwen van een behoorlijk bestaan daar. Mij staat tegen dat er over vreemdelingen wordt gesproken alsof het misdadigers zijn. Iedereen heeft het recht om naar een beter leven te streven, wat niet wil zeggen dat ieder land de plicht heeft om iedereen die een beter leven wil hebben, op te nemen.
In Nederland hebben we na de oorlog veel Italianen gehad, die op zoek waren naar werk. Die Italianen zijn bijna allemaal teruggegaan. Daarna kwamen de Spanjaarden, die zijn ook vaak teruggegaan. Het begint nu zelfs met de Turken, want Turkije is de laatste jaren economisch heel erg ontwikkeld, al is Erdogan heel hard bezig om dat weer teniet te doen. Mensen willen graag terug naar hun land als het er veilig is en politiek stabiel.’
Waarom bent u uit de politiek gestapt?
‘Ik vond tien jaar politiek mooi, daar heb ik intens in geleefd. Ik heb toch ook heel veel genoten van alle spanningen en alles wat op mij afkwam, maar politiek is als je dat als dagtaak doet, je maakt lange dagen en je gaat ’s avonds met een aktetas naar huis, best wel intensief. Na Biesheuvel was ik midden veertig, moet ik nou nog langer door?.’
Tijd voor een ministerschap toch, of niet?
‘Ja, of niet. Politiek heeft ook iets en daarom weet ik ook wel zeker dat ik er toch wel uitwilde, en bewust heb gekozen om op de kieslijst te staan. Als je voor een bepaalde partij optreed staat, word je toch verondersteld de standpunten uit te dragen van de partij. Dat heeft iets vervormends in je leven en als je ook een keer wilt afwijken van de partijkoers, dan wordt dat niet op prijs gesteld en op een gegeven moment dacht ik: dat heb ik nu wel gezien.’
Hoe vond u het dat de ARP op is gegaan in het CDA?
‘Nou, daar heb ik hard aan mee gewerkt. We hadden toen een commissie van mensen van de drie partijen en we hebben vlijtig aan de fusie gewerkt. Ik was toen ook nog voorzitter van de Kuypersstichting.’
PG Kroeger vertelde in Betrouwbare Bronnen dat de ARP de jeneverpartij was. Hebt u meegedaan in die partijcultuur?
‘Ik kwam in de Kamer in 1967 en tot mijn stomme verbazing kwam er ’s ochtends om 11.30 een groot blad jenever binnen en dan keek men stom verbaasd als ik zei ik wil graag sinaasappelsap of ander fris. 11.30 vind ik geen tijd om jenever te drinken. In mijn studententijd heb ik veel jenever gedronken, daarna niet veel meer. De dinerpauze van de Tweede Kamer was altijd griezelig. Rond half zes of half zeven werd er dan geschorst tot half negen voor een dinerpauze. Dan ging men eten en dan werd er geregeld teveel gedronken. Ik heb mij uit zelfbehoud altijd voorgenomen om niet te drinken, want je werd altijd wel geacht verstandige dingen te doen.’
Hoe vind u dat wij als Nederland met de klimaatverandering omgaan?
‘Nou ik denk niet dat we een voldoende halen. Er is een tijd geweest waar Nederland voorop liep, ook in Europa, en dat is volstrekt voorbij.’
Wanneer is het kantelpunt geweest?
‘Het is al een aantal jaren aan de gang. Simpel voorbeeld. Wat qua milieubelasting misschien niet heel veel uitmaakt, maar wel een signaal geeft. We verhogen de maximumsnelheid op de A-wegen in een tijd waarin we de CO2 uitstoot moeten beperken. Dat is eigenlijk aan niemand uit te leggen. Maar het CDA was er ook voor. Balkenende was ook een racer. Ik heb dat nooit begrepen. De verkeersveiligheid is er niet mee gediend. Het milieu is er niet mee gediend. Je bent er niet eerder mee op je werk. We leggen meer snelwegen aan, en die lopen dan vol. Steek al dat geld in het spoor. Politici moeten uitleggen waarom bepaalde dingen nodig zijn. Als de meerderheid van de mensen zegt dat hard rijden wel fijn is, dan moet je uitleggen dat dat niet verstandig is, en dan moet je daarmee de boer opgaan.’
Kent u nog een verhaal uit het gevangeniswezen uit uw tijd?
‘Ik ben wel in Veenhuizen geweest. Daar was een heel interessant cluster van instellingen: Esserheem, Norgerhaven en Bankenbosch. In de eerste instelling zaten de zware jongens en in de laatste instelling zaten mensen die dronken achter het stuur hadden gezeten. De Rode Pannen was een strafoord waar je heen werd gestuurd als je in een andere gevangenis stout was geweest. Vanuit Veenhuizen kreeg ik altijd een kerstboom uit Veenhuizen. Er werden daar kerstbomen gekweekt door gevangenen.’
Zou u bepaalde dingen anders doen dan de politici van nu?
‘We zijn de barmhartigheid aan het verliezen. Het is nu heel erg op individuen en het individuele welzijn gericht. Het zit ook wel een beetje in de tijd. Als er veel aandacht is voor individuele ontplooiing, dan ga je erg veel aandacht aan jezelf schenken.’
Zou u zelf niet nog een functie hebben willen bekleden in uw carrière?
‘Ik ben erg gelukkig met de achtereenvolgende functies die ik heb gehad.’
Heeft u nog tips voor de CDJA leden?
‘Geef
je ogen goed de kost en leer luisteren. Heel veel mensen kunnen niet meer
luisteren en ook voor een politicus is het van groot belang om goed te
luisteren. Niet alleen omdat je daarmee mensen in hun waarde laat, maar ook
omdat je er soms dingen mee opvangt waar je je winst mee doet. Heel veel mensen
praten zelf zo graag, dat ze niet meer kunnen luisteren.’
Uitspraken Grosheide
‘Het aardige van de rechtenstudie heb ik altijd gevonden en later aan de juridische beroepen is dat je met alle facetten van de maatschappij in aanraking komt.’
‘Het is niet verantwoord als staatssecretaris als je moe en achter het stuur bezig met allerlei dingen, zelf moet rijden. Ik ben blij dat ik in die tijd een auto met chauffeur heb gehad.’
‘De belastingdienst kampt met afschuwelijke erfenis uit het verleden, wat deels de schuld is van de Tweede Kamer en van vorige kabinetten die de uitvoering van allerlei uitkeringen naar de belastingdienst hebben verschoven onder het motto ‘zij hebben toch al gegevens van iedereen.’ Maar de belastingdienst is een dienst van geld innen en niet om geld uit te geven. Dat heeft geweldige consequenties voor hun informatiesysteem en voor hun hele denkwijze, want dan moet je kijken of iemand de boel oplicht zodat diegene ten onrechte een uitkering krijgt. Bij de belastingdienst gaat het er om of iemand wel alles heeft opgegeven, of dat iemand iets heeft verduisterd. Dat is een totaal ander soort werk.’
‘Identiteit staat niet stil, identiteit ontwikkelt zich. De Nederlandse identiteit uit 1935 was een heel andere dan die van nu. In de jaren zestig zat ik in grote zalen die blauw stonden van de rook, dat was de nationale identiteit van toen.’
‘Op straat zou een verbod op roken moeten komen.’
‘Ik heb mij wat verbaasd dat men vond dat degenen die tegen het kabinet met Wilders waren, hun mond moesten houden. Die tegenstanders waren mastodonten. Dat is een rare manier van omgaan met serieuze meningen. Dat als Hirsch-Ballin ernstig waarschuwt, dan moet je niet zeggen dat mastodonten hun mond moeten houden.’
Dit interview is deel van een serie interviews met oud-bewindspersonen van het CDA en haar voorlopers om de kennis, mening en verhalen van de oude generatie politici kenbaar te maken voor de jonge generatie.
[1] P. van der Heiden e.a. , Rondom de Nacht van Schmelzer: De Kabinetten Marijnen, Cals en Zijlstra 1963-1967, Amsterdam: Boom uitgevers, cop. 2010.
One thought on “De politiek van: Hans Grosheide”
Geef een reactie
Deugdethiek en het goede leven
Inleiding
‘Alles stroomt’, niets is onveranderlijk, en kennelijk ook niet de filosofie van de politieke partijen in ons parlement. Dat is wat men moet constateren als men de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) van 2019 heeft gevolgd. Waar in eerdere jaren nog hevig gediscussieerd werd over de procentpunten koopkracht, leek de politiek opmerkelijk eensgezind in haar besluit minder waarde te hechten aan deze prognoses. Waar de APB eerder vooral financieel-economisch getint waren, barstte er een ware ideeënstrijd los. Dijkhof twijfelde openlijk aan de genezende werking van de vrije markt, en onze Pieter Heerma kwam met een waar politiek-filosofisch verhaal waarin hij John Rawls en Alexis de Tocqueville verwerkte, en eveneens betoogde dat de ‘ieder voor zich, en God voor ons allen’-ideologie failliet was.
Menig commentator meent een trendbreuk te zien, en even zoveel toeschouwers voorspellen het einde van het kapitalisme, het begin van een solidaire samenleving die niet meer op geld en materialisme is gericht, maar weer op elkaar. Maar zo nieuw als de ideeën lijken, zo oud zijn zij in werkelijkheid. Het prachtige, door onder anderen Paul van Geest, Joost Hengstmengel en Ard Jan Biemond geschreven, De onvolkomenheid van de mens & het streven naar perfectie kan richting geven in een opgelaaide richtingenstrijd.
De homo economicus
De onvolkomenheid van de mens is een scherp boek dat inzicht geeft in de menstypen die zijn geformuleerd in de sociale wetenschappen. De belangrijksten daarvan zijn de homo economicus en de door de auteurs voorgestelde homo dignus. De homo economicus wordt aangehangen in bijvoorbeeld de economische wetenschap. Zij baseert al haar theorieën op de assumptie van ‘een rationele, calculerende mens, die wordt gedreven door eigenbelang en wiens voorkeuren stabiel zijn’. Dit mensbeeld wordt ook vaak gebruikt om politiek beleid te formuleren.
Echter, in de loop van de vorige eeuw zijn de scheuren in dit mensbeeld steeds groter geworden: in de jaren 40 wees Herbert Simon, aangehaald in bovengenoemd boek, al op de ‘bounded rationality, waarmee hij wees op het beperkte vermogen van de mens om rationeel te denken en beslissingen te nemen (…) en [dat de mens] in de eerste plaats routinematig reageert’.
Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman heeft deze stelling in de jaren 80 met talloze wetenschappelijke experimenten bewezen. Als verklaring voor zijn bevindingen, wees Kahneman op twee cognitieve processen, waarbij het ene proces routinematig, automatisch en emotioneel beladen is, en het tweede proces gecontroleerd, analytisch en gebaseerd op regels is. ‘Omdat de mentale capaciteit van de mens beperkt is, zijn veel cognitieve processen onbewust en routinematig. Anders zou de mens niet kunnen functioneren’.
Homo dignus
Als alternatief voor het homo economicus-model presenteren de schrijvers de zogenaamde homo dignus. In dit model staat de waardigheid van de mens centraal. Deze waardigheid verdient hij niet doordat hij een bepaalde economische waarde heeft of prestaties levert, maar hij bezit deze intrinsieke waardigheid omdat hij mens is. De homo dignus streeft geluk na dat breder is dan alleen materiele welvaart en bovendien gericht is op de lange termijn. De homo dignus baseert zich op zijn verstand waarin hij overeenkomsten vertoont met de homo economicus. Deze verstandigheid is echter geen kille rationaliteit gebaseerd op nutsdenken maar geeft ruimte aan ethiek, drijfveren en gevoelens. Doordat ieder mens een intrinsieke waardigheid heeft, is ieder mens geroepen om zijn eigen geluk en dat van anderen na te streven.
De homo dignus houdt rekening met drie beperkingen. Allereerst is de mens zelf beperkt in rationaliteit, moraliteit en wilskracht. Hierin verschilt hij met de rationele homo economicus, die consequent zou handelen. Ten tweede heeft de homo dignus een beperkte wilskracht. Hij zal dus niet altijd de beste morele keuze maken en kortetermijngenot verkiezen boven voordelen op de lange termijn. Tot slot staat de homo dignus in een sociale omgeving die invloed uitoefent op zijn handelen. Als de omgeving van de homo dignus onethische invloed uitoefent, zal de homo dignus een sterke wilskracht moeten uitoefenen om hier tegenin te gaan.
Deugden
Hiervoor zijn de deugden nodig. In de traditie bestaan de vier zogenaamde kardinale (van het Latijnse woord voor scharnier: cardo) en drie christelijke deugden. De vier kardinale deugden zijn: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid. Deze deugden hebben, anders dan de schrijvers helaas verkeerd stellen, niet alleen betrekking op jezelf maar ook op de ander. De wijsheid is nodig om in te zien wat in elke situatie het goede is. De rechtvaardigheid bestaat eruit om ieder te geven wat hij toekomt. De moed is nodig om de deugden te kunnen uitoefenen in een omgeving die je tegenwerkt. En ten slotte is het belangrijk om in elke handeling de juiste maat aan te houden.
De drie christelijke deugden van geloof, hoop en liefde hebben zowel betrekking op jezelf als op de ander. Ze verschillen van de kardinale deugden doordat je ze niet zelf kunt verwerven door langdurige training, maar geschonken worden door genade. Men kan pas liefhebben als men eerst zelf is liefgehad. Deze liefde bestaat, als het goed is, uit liefde tot God, tot de naaste en tot jezelf. De deugdethiek heeft twee doelen: goed handelen en uiteindelijk ook een goed mens wórden. De klassieke en christelijke ethiek is altijd gebaseerd geweest op de deugdethiek. Met het protestantisme dat de nadruk legt op de zondigheid en zwakheid van de mens en de Verlichting volgens welke het goede niet zou bestaan verviel de deugdethiek en kwam hiervoor een plichtsethiek en een nutsethiek in de plaats.
Het goede leven
Het lijkt erop dat in de filosofie, economie en politiek langzaam het besef daalt dat we een rijke traditie van bijvoorbeeld de deugdethiek en het goede leven zijn kwijtgeraakt. Het CDA heeft hier de afgelopen jaren meerdere malen op gewezen en is met goede voorstellen en rapporten gekomen om het goede leven weer leidend te laten zijn voor het economisch en politiek handelen. Heel concreet kan gedacht worden aan het rapport dat Paul Schenderling schreef in 2015. Dit rapport, Bloei & groei een christendemocratische visie op het verdienvermogen van Nederland, biedt een christendemocratisch perspectief op de economie, waarbij menselijke bloei en economisch groei hand in hand gaan. Ook bestuurslid van het wetenschappelijk instituut van het CDA, prof. Govert Buijs, schreef over het goede leven voor de economie in het boekWaarom werken we zo hard? dat afgelopen jaar uitkwam. Het lijkt erop alsof de wal het schip aan het keren is en dat de auteurs van De onvolkomenheid van de mens & het streven naar perfectie een vergeten traditie op het spoor zijn die ons richting kan geven om de liberale kilte van de afgelopen decennia te boven te komen.
Geef een reactie
Hielke Onnink en Max Runge in debat in CDV
In het Herfstnummer 2019 van het blad Christen Democratische Verkenningen heeft Max Runge een artikel geschreven, waarin hij bepleit dat het CDA het sociaal-conservatisme omarmt. De partij zal daardoor gemakkelijker jongere, niet-christelijke kiezers trekken en als brede volkspartij met heldere standpunten de grootste partij kunnen worden. Volgens CDJA-voorzitter Hielke Onnink moet het CDA daarentegen juist terugkeren naar zijn eigen uitgangspunten en kernwaarden en van daaruit een duidelijk profiel opbouwen.
Nog mooier is het als je een abonnement neemt op Christen Democratische Verkenningen (CDV), dat vier keer per jaar verschijnt en de christendemocratische uitgangspunten aan de actuele politiek verbindt. Voor studenten en CDJA-leden geldt een sterk gereduceerd tarief van €39,50 per jaar (voor papier en online) en €29,50 (alleen online). Je kunt hiervoor terecht op de website www.tijdschriftcdv.nl of via de redactie: marc.janssens@wi.cda.nl (hoofdredacteur) of jan.prij@wi.cda.nl.(redactiesecretaris).
Geef een reactie
Nieuwe koers, nieuwe verhalen & nieuw leiderschap
Het CDJA heeft de afgelopen tijd de wind weer in de rug. Persoonlijk merk ik dat ook: nadat ik begin 2017 lid werd van het CD(J)A, was de reactie uit mijn omgeving steevast “Jij? CDA? Met die Buma?”. Maar nu is het tij aan het keren. Onder leiding van vaandeldragers Hugo en Wopke, maken de gefronste wenkbrauwen en kritische noten in mijn omgeving plaats voor voorzichtig optimisme en begrip. Onze partij kijkt steeds optimistischer naar de toekomst. De visie op de lange termijn (o.a. 2030) wordt langzaamaan duidelijker. Steeds heftiger wordt er gespeculeerd over de nieuwe leider van het CDA bij de toekomstige Tweede Kamerverkiezingen.
Die positieve tendens is niet onopgemerkt gebleven; Vrij Nederland kopt dat na jaren van polarisatie lijkt het politieke midden zich eindelijk te herstellen. Sterker nog, in de peilingen van Maurice de Hond[1] wordt het CDA als vierde gepeild, dat staat gelijk aan 15 zetels, een verbetering ten opzichte van vorig jaar. Bij een peiling van EenVandaag bleek dat het vertrouwen in de bewindslieden van het CDA groot is, Wopke Hoekstra werd hierin gezien als meest betrouwbare minister. Hugo de Jonge werd hier gepeild als 4de meest betrouwbare bewindspersoon. Op het partijcongres word er enthousiast gepraat over een nieuwe koers, en misschien wel het belangrijkste, het CDJA is al een tijdlang in de lift qua ledenaantal!
Een duider van deze politieke situatie, in welke rol ik mij in dit stukje begeef, zou de verschillen tussen de kandidaten het liefst zo groot mogelijk zien, om een tweedeling te concluderen. Helaas voor mij is dit niet het geval. Zelfs Hugo de Jonge zegt: “Als je kijkt naar de richting die wij zoeken, dan gebruiken we allebei onze eigen woorden. Maar we spreken eenzelfde taal en eenzelfde verhaal uit voor het CDA”. Dit is ook een noodzaak, namelijk een verhaal met sterke visie op de samenleving. Niet langer worden er potentiële kiezers van het CDA verschrikt door het gekrakeel van ‘predikant’ Buma, maar presenteren zich kandidaten met frisse energie en een nieuw geluid. Ook leren we deze mensen beter kennen door hun speeches, waarmee ze steeds frequenter ‘campagne’ lijken te voeren.[2] Welke accenten merken we op in hun redevoeringen?
Laten we beginnen met het identificeren van de kandidaten.
De CDA’er die de afgelopen tijd de meeste lezingen gaf, en daarom onontkoombaar is in deze analyse, is Minister van Financiën Wopke Hoekstra. Zihni Özdil beschrijft hem als een progressief inclusief staatsman, die geen aanhanger is van het neoliberalisme maar een man van het midden is.[3] Naar eigen zeggen zweeft hij tussen geloof, ongeloof en twijfel, en wat rest is mysterie,[4] wat naar mijn idee zo’n beetje elke metafysische grondhouding inhoudt. Hij is naar eigen zeggen geen bierdrinkende corpsbal, wel een family man.[5] Ik ken hem niet en wil hem op geen enkele manier tekortdoen, maar zijn cv zegt vooral: een echte carrièretijger, met grote bedrijven die pronken op zijn cv (Shell, McKinsey). Voor wie alles over hem te weten wil komen: lees zijn profiel eens in het Financieel Dagblad.[6]
Dan, Hugo de Jonge de geboren Zeeuw. Na zijn studietijd in Rotterdam is hij als fractiemedewerker gaan werken bij de Tweede Kamer. Daarna werd hij Wethouder van Onderwijs, Jeugd en Gezin in Rotterdam. In Rotterdam bouwde hij een mooie staat van dienst op. Hij bedacht een plan voor eenzame ouderen, genaamd ‘Voor Mekaar’. Hij lanceerde een wethoudersnetwerk tegen kindermishandeling, en trok vroeg aan de bel bij de – inmiddels failliete – scholengemeenschap Ibn Ghaldoun, al gaf hij aan dat het invullen van een behoefte voor islamitisch voortgezet onderwijs belangrijk was. [7] Zijn huidige functie als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is daarmee zijn tweede bestuursfunctie. Zijn pronkpaardjes zijn hier wel te noemen: 180 miljoen euro voor eenzaamheidsbestrijding en 2,1 miljard extra voor verpleeghuizen.
Enerzijds is hij uitgesproken gezien zijn ietwat flamboyante persoonlijkheid, anderzijds houdt hij zijn verhaal klein. Hij refereert in zijn toespraken vaak naar ‘zijn’ Rotterdam, naar de Millinxbuurt waar hij woonde tijdens zijn studietijd, of naar de verschillen tussen de mensen op de Afrikaandermarkt in Rotterdam Zuid en de mensen die naar de Marqt (met een Q) gaan. Hij toont zich daarmee wat volkser, menselijker dan andere bewindspersonen. Grappig vind ik het hoe hij als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, reageert op zijn gang naar de zonnestudio: “Ik ga af en toe, zo nu en dan, of misschien wel om de week eigenlijk, even naar de zonnebank omdat je anders zou zeggen: ’Wat zie je er beroerd uit’”. Ook wanneer hij wordt gewezen op zijn schoenen reageert hij coulant: “Ik heb altijd vrolijke schoenen aan en dit is een vrolijke dag.”

Daarmee hanteert hij een vrolijke irrationaliteit die door velen gemist wordt in de politiek. Denk dan aan ‘Robot’ Jetten, Jesse Klaver[8] en aan de premier, die moord en doodzwijgt als het over zijn privéleven dreigt te gaan. Hugo de Jonge lijkt, vergeleken daarmee, empathischer en menselijker. Wat mogen we blij zijn dat wij toch menselijke politici en bestuurders in onze gelederen hebben.
In de teksten van Hugo de Jonge zijn veelgehoorde thema’s solidariteit en samenleven vanuit een Christelijk-Sociale traditie. Hij botst met de neoliberale grondslag van verlicht eigenbelang, met altruïsme, “Geen ‘what’s in it for me’, maar ‘what’s in it for all of us’”. Hij maakt zich hard voor een beschermende overheid. En haalt daarbij denkers aan als Sint-Augustinus en Abraham Kuyper, voornamelijk wanneer het gaat over thema’s als solidariteit en wederkerigheid van de overheid.
Wopke lijkt hierin mee te gaan. Zo pleit hij ook voor wederkerigheid, en roept hij vaak op tot het doen van vrijwilligerswerk en het inzetten voor de omgeving. In dit geval vind ik het echter minder authentiek omdat zijn argumenten op een regelrechte echo van het boek ‘elite gezocht’ lijken. (Eerder dit jaar uitgebracht door Sander Schimmelpenninck (Quote) en Ruben van Zwieten (predikant op de Amsterdamse Zuidas).)
Wopke zoekt ook naar een verhaal voor de lange termijn, en kijkt naar welke keuzes daar op dit moment bijhoren. Hij schuwt de technologische hulpmiddelen niet: hij wil initiatieven en onderzoek naar o.a. Artificial Intelligence, Big Data, nanotechnologie en Biotech stimuleren. Waarschijnlijk vindt de gemiddelde CDJA’er dit helemaal niet zo gek, maar in het verleden zijn er vanuit het CDA vaker dan niet vraagtekens gezet bij de (grootschalige) uitrol van dit soort nieuwe technologie. Denk dan aan de AI-waakhond voorgesteld door CDA en D66[9] of de beschouwingen over big data in CDV.[10] Ik verwacht nog wel discussie te zien over dit technologisch progressivisme van Hoekstra, mocht hij leider van het CDA worden, voornamelijk vanuit de oudere achterban.
Als we dan toch gaan vergelijken, heeft Buma juist altijd gewaarschuwd voor dit (technologisch) ‘vooruitgangsdenken’. Buma’s lezing was in feite een tirade tegen een doorgeschoten Franse Revolutie. Buma suggereerde dat het verleden van vóór de Franse Revolutie in acht moet worden genomen. Hij verdedigde de stelling dat vrijheid en gelijkheid niet op zichzelf mogen staan, maar altijd moeten “worden ingebed in de traditie en de cultuur waarin ze zijn ontwikkeld, en die is veel ouder dan de Franse Revolutie”.[11] Daarmee gelijkt hij politiek-filosoof Leo Strauss, die schreef: “We all know of the enormous successes of the new science and of the technology which is based on it, and we all can witness the enormous increase of man’s power. Modern man is a giant in comparison to earlier man. But we have also to note that there is no corresponding increase in wisdom and goodness.” Dus: de technologie verbetert, maar de mens blijft nog steeds zijn beperkte kwaliteiten houden.
Sowieso vond ik Buma als leider van het CDA veel meer op de inhoud afgaan. Buma had hiervoor de boekenkist van zijn ouders en grootouders geopend om een scala aan politieke denkers aan te halen. Hij vergeleek moeiteloos de ethiek van Paulus met die van John Stuart Mill, en pakte voor het gemak beschouwingen over Erdogan, Trump en Baudet mee in zijn verhaal. Zoiets hebben we noch Hugo noch Wopke zien doen. Wopke vertelde op hetzelfde platform een verhaal over een afkabbelende Nederlandse identiteit. Vooral het gedeelte waarbij een niet-Westerse man bij de dokter komt, vind ik pijnlijk. Ik hoop toch dat hij zijn beleid van alledag niet baseert op zulke schamele anekdotiek. Vergeleken met de HJ Schoo-lezing van Buma, was die van Wopke wat mij betreft een kattenbelletje. Dat kan overigens ook liggen aan het feit dat toen Buma zijn lezing uitsprak hij al een halfjaar bezig was met formeren, en Wopke toen druk bezig was met het voorbereiden op Prinsjesdag. Maar sowieso kan het geen kwaad voor Wopke om te kijken naar een nieuwe tekstschrijver.

Een onderwerp dat ik onder andere ondergesneeuwd zie raken bij beide kandidaten is de duurzaamheidstransitie. Waarom verontrust mij dit? Waarom zijn geen zinsneden voorbijgekomen over klimaat/leefomgeving/natuur/klimaatverandering/Parijsakkoord?
Hugo de Jonge heeft weleens benoemd dat duurzaamheid “vanuit het midden moet worden benaderd”, en “niet moet worden overgelaten aan wereldverbeteraars met linnen tasjes of aan mensen die de wetenschap ook maar een mening vinden”. Ik ben een beetje teleurgesteld over deze magere opbrengst qua duurzaamheidsteksten, terwijl milieu- en klimaatproblematiek de grootste queesten zijn waar deze heren in hun potentiële leiderschap mee te maken gaan krijgen. De stikstof-crisis, waarover nu keihard gepolderd wordt, is slechts een voorverschijnsel, ik denk dat de voortgaande klimaatdiscussie en biodiversiteitdiscussie uiteindelijk ook op het bordje van een van deze heren zullen komen. Daarom is een goed verhaal essentieel. We gaan in de komende tijd zien of misschien de kroonprinsessen hier wél een steekhoudend verhaal over kunnen schrijven. Want duidelijk is het wel, diegene met het beste verhaal en retoriek slaat een slimme piketpaal naar het winnen van deze interne machtsstrijd.
[1] Peilingen Tweede Kamer. Gevonden op 21 oktober 2019, via: https://frontbencher.nl/peilingen/
[2] NRC Handelsblad (3 september 2019). CDA kroonprinsen Hoekstra en De Jonge voeren campagne per speech. Gevonden via: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/03/cda-kroonprinsen-hoekstra-en-de-jonge-voeren-campagne-per-speech-a3972045
[3] NRC Handelsblad (6 september 2019). Wopke Hoekstra is een progressieve inclusieve staatsman (Özdil Z.) Gevonden via: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/06/wopke-hoekstra-is-een-progressieve-inclusieve-staatsman-a3972529
[4] Trouw (20 april 2019). Wopke Hoekstra: ik zweef tussen geloof, ongeloof en twijfel, en wat rest is mysterie. Gevonden via: https://www.trouw.nl/nieuws/wopke-hoekstra-ik-zweef-tussen-geloof-ongeloof-en-twijfel-en-wat-rest-is-mysterie~bd5b1773/
[5] AD (9 november 2017). Wopke Hoekstra, geen bierdrinkende corpsbal, wel een family man. Gevonden via: https://www.ad.nl/politiek/wopke-hoekstra-geen-bierdrinkende-corpsbal-wel-een-family-man~a6fd43ce/
[6] Financieel Dagblad (13 september 2019). Wopke Hoekstra’s vergezichten. Gevonden via: https://fd.nl/fd-persoonlijk/1310699/wopke-hoekstras-vergezichten
[7] De Volkskrant (10 september 2013). Reacties besluit Ibn Ghaldoun-school: Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Gevonden via:
[8] ‘Alles aan Jesse Klaver is nep’, gesproken column door Marcel van Roosmalen op Radio 1. Gevonden via: https://www.youtube.com/watch?v=tkfyZ1dXCYA
[9] AGConnect (18 juni 2019) D66 en CDA willen strengere regels algoritmes. Gevonden via: https://www.agconnect.nl/artikel/d66-en-cda-willen-strenge-regels-algoritmes
[10] Christen Democratische Verkenningen (Herfst, 2014). Biopolitiek: de macht van Big Data. Gevonden via:https://d2vry01uvf8h31.cloudfront.net/Organisaties/WI/CDV/2014_HERFST/B_BOOM096-3_CDV%202014%20nr%203.pdf p. 54-63
[11] Buma, S. (2017). Verwarde tijden! die om richting vragen: HJ Schoo-lezing 2017. Uitgegeven door Elsevier weekblad. Pagina 35.
Geef een reactie
Antirevolutionair denken in onze tijd
Wie de naam van Edmund Burke hoort, zal onmiddellijk denken aan het feit dat hij door velen als vader van het conservatisme wordt beschouwd. Het zou zomaar kunnen zijn dat Burke daarmee onmiddellijk in een negatief daglicht wordt geplaatst. Is het wenselijk om een dergelijk denker als vader te hebben in een tijd waarin je zelf je leven maakt en waarin geen plaats meer is voor hiërarchie? Het gegeven dat recent een vertaling is uitgegeven van Burkes bekendste werk, geeft echter blijk van het belang van zijn gedachten.
Het is Jabik Veenbaas die de vertaling op zich heeft genomen. Het project, waarvan de voorliggende vertaling een onderdeel is, is ingegeven door de stelling dat de manier waarop wij nu naar de werkelijkheid kijken, grotendeels is gevormd in de tijd van de Verlichting. Om te bestuderen waar die nieuwe kijk op de werkelijkheid uit bestaat, is het noodzakelijk notie te nemen van het denken van de Verlichtingsfilosofen. Zo zullen vertalingen van Thomas Paine en Jean le Rond d’Alembert verschijnen en zijn reeds vertalingen van werken van Julien Offray de Lamettrie en Mary Wollstonecraft verschenen. Maar nu is daar dus: “Bespiegelingen over de revolutie in Frankrijk” van Edmund Burke! In zekere zin opmerkelijk dat Burke onderdeel is van het vorengenoemde project, aangezien Burke bij uitstek geen man van de Verlichting is. Sterker nog, Wollstonecraft en Paine hebben vurig kritiek geuit op Burke. De aankondiging van de presentatie van het boek van Burke met de woorden “een must-read voor wie de botsende maatschappijvisies in onze huidige wereld wil begrijpen” contextualiseert de actuele vertaling van Burkes Bespiegelingen.
Burke leefde van 1 januari 1730 tot 9 juli 1797. Hij werd geboren in Ierland als zoon van een advocaat. Hoewel zijn vader van het katholicisme naar het protestantisme overging, en zijn moeder katholiek bleef, is hij als anglicaan gedoopt. In zijn leven heeft hij veel gelegenheidsgeschriften geschreven; veelal intellectuele reflecties op politieke zaken. Van 1765 tot 1794 is hij lid geweest van het Britse Lagerhuis, als Whig. Een van de bekendste redes in het Lagerhuis is die waarin hij een verzoening bepleitte tussen Britse kolonies in Amerika met de bestaande – als zodanig door de jaren heen gegroeide – Amerikaanse bevolking.
In deze rede komt zijn belangrijkste inzicht al tot uitdrukking: de historisch gegroeide werkelijkheid verzet zich tegen een denken waarbij gedachten over de werkelijkheid in zeer korte tijd radicaal veranderen. Met dat uitgangspunt is het boek van Burke “Bespiegelingen over de revolutie in Frankrijk” geschreven. Overigens is het meer te typeren als een brief – hetgeen de levendigheid van het geschrift ten goede komt – aan zijn jonge Franse vriend Depont, die Burke had gevraagd hoe hij denkt dat de Britse samenleving in het algemeen tegenover de ontwikkelingen in Frankrijk stond. In de Bespiegelingen toont Burke vervolgens onder meer aan dat de Engelse omwenteling in 1688 (Glorious revolution, waarin stadhouder Willem III van Oranje-Nassau met zijn echtgenote Maria Stuart met een staatsgreep aan de macht kwam om van de katholieke heerschappij in Engeland af te komen) geheel anders was dan de Franse revolutie. In 1688 ging het om de handhaving van de rechten en vrijheden; in 1789 ging het om de soevereiniteit van het volk en de onttroning van God. De menselijke rede voerde vanaf dat moment de boventoon. Burke pleitte ervoor om een natuurlijke orde te behouden en deze in de weg van de geleidelijkheid te corrigeren. Nu de Franse Revolutie de gevormde orde van het Ancien Régime radicaal omverwierp, bezorgde de uitwerking daarvan hem. Staatsvorming bestaat immers niet, zo stelde Burke, uit het cumuleren van abstracte ideeën (zoals in de Franse Revolutie gebeurde), maar het is een organisch proces waarin de wijsheid van vele generaties samenkomt. Burke vreesde, toen met de Franse Revolutie een nieuwe orde werd geschapen, een beschaafde en historisch gegroeide wereld voorgoed zou verdwijnen. Dat zou de wereld leiden naar een tirannie.
Met zijn Bespiegelingen heeft Burke de wortels van een revolutie bestudeerd die zijn invloed uitoefent tot op de huidige dag. Verder wist Burke door zijn studie de waarde van de wortels op waarde te schatten. Het is dan niet zo dat de revolutie Frankrijk zou vernietigen, zoals Burke voorspelde, maar het heeft wel een bron geopend voor een nieuwe, radicaal andere, wereldvisie. Het is derhalve goed notie te nemen van het denken van Burke om in te zien waar onze natuurlijke houding ten aanzien van ideeën als gelijkheid, vrijheid en mensenrechten vandaan komt. Zit daar soms ook geen revolutiedenken achter? Weten we dat op waarde te schatten? Als dat het geval is, wat moet een christendemocratische partij, die gefundeerd is op een antirevolutionair denken, hiermee? Of je Burke wel of niet tot vader wilt hebben, hij prikkelt en inspireert om de gedachten te vormen over vragen ten aanzien van de (staats)existentie.
Edmund Burke, Bespiegelingen over de revolutie in Frankrijk, Vertaald en ingeleid door Jabik Veenbaas, Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2019, 421 pagina’s, ISBN 9789028427716.
Geef een reactie
Politieke update
Sinds de vorige politieke update in mei is er op inhoudelijk terrein weer een hele hoop gebeurd in onze vereniging. Daarom zal ik geen lange inleiding geven, maar meteen overgaan op een overzicht van wat we in de afgelopen tijd hebben gedaan!
Aangenomen standpunten
Op het voorjaarscongres op 10 en 11 mei in Den Haag zijn de volgende stukken aangenomen door de Algemene Ledenvergadering:
- Resolutie Bouwen aan jeugdzorg die we door willen geven (CDJA Overijssel c.s.)
In deze resolutie wordt aandacht gevraagd voor de staat van de jeugdzorg in ons land. Voor het CDJA is het van belang dat de problematiek rondom de jeugdzorg door onder meer de decentralisatie binnen het sociaal domein effectief wordt aangepakt. Het CDJA verzoekt dan ook de regering om bezuinigingen te herzien en waar nodig structurele hervormingen door te voeren voor een toegankelijke en waardige jeugdzorg.
- Resolutie #Doeslief (CDJA Overijssel c.s.)
Deze resolutie gaat over de fatsoensnormen in de Tweede Kamer. De laatste tijd worden de grenzen wat betreft fatsoen door vele politici uitdrukkelijk opgezocht of overschreden. Volgens het CDJA is dit niet de bedoeling – volksvertegenwoordigers moeten zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en moeten zich daarnaar gedragen!
- Resolutie Kapsalon (CDJA Rotterdam c.s.)
In deze ludieke resolutie wordt gevraagd om een herwaardering van een uniek 21ste-eeuws stukje erfgoed: de Rotterdamse kapsalon.
- Grondslagenrapport
Dit voorjaarscongres namen wij ook het nieuwe grondslagenrapport aan, waarin wordt beschreven wat de betekenis is van de vier christendemocratische kernwaarden solidariteit, gespreide verantwoordelijkheid, publieke gerechtigheid en rentmeesterschap voor ons als politieke jongerenvereniging. Het rapport zal binnenkort ook op papier te verkrijgen zijn. Wil jij ook een exemplaar? Houd dan onze website in de gaten!
In het Algemeen Bestuur is voor de zomer de volgende resolutie aangenomen:
- Resolutie Oekraïne (Werkgroep BZD)
Deze resolutie is een update van eerdere aangenomen standpunten over de kwestie-Oekraïne en roept onder meer op tot het handhaven van sancties tegen Rusland en het voorkomen van verdere escalatie in het conflict. Daarnaast vindt het CDJA dat Nederland hulp en expertise moet blijven bieden aan Oekraïne op defensiegebied.
PJO-Parlement 2019
Op 27 en 28 juni namen wij met een mooie fractie deel aan het PJO-Parlement, een onderhandel- en debatsimulatie georganiseerd in en rond de Tweede Kamer, in samenwerking met alle politieke jongerenorganisaties in Nederland. Onze fractie was enthousiast en fanatiek en wist al snel belangrijke posities te verwerven en standpunten veilig te stellen. Met een mooie centrumrechtse samenwerking van JOVD, JFVD, SGPJ, PerspectieF en CDJA wisten wij een voor het CDJA mooi coalitieakkoord vast te stellen. We kijken terug op twee gezellige en leerzame dagen!

Werkgroepen en politiek programma
Gedurende mijn termijn heb ik dankzij de inzet van onze werkgroepvoorzitters een gestage toename gezien van het aantal bezoekers aan de werkgroepenavonden. Op de werkgroepenavond van 25 september mochten we zelfs veertig man verwelkomen. Wat een fantastische opkomst, de werkgroepen bruisen!
Op het moment van schrijven werkt de Politieke Commissie hard aan de totstandkoming van het nieuwe politiek programma. Met dit programma geven wij een nieuwe, geactualiseerde invulling aan onze politieke standpunten en hopen wij een gerichte bijdrage te leveren aan de totstandkoming van het verkiezingsprogramma van het CDA richting de Tweede Kamerverkiezingen. In de loop van oktober zal het politiek programma op het online platform ter inzage liggen, zodat jullie suggesties kunnen doen voor aanpassingen of toevoegingen. Op het CDJA-congres van 22 en 23 november a.s. in Middelburg zal het politiek programma uitgebreid worden besproken en door de Algemene Ledenvergadering worden vastgesteld.
Vanwege de inzet en tijd die het herschrijven van het politieke programma vraagt zijn er in de afgelopen tijd minder resoluties vanuit de PC besproken in het Algemeen Bestuur. Via deze weg doe ik een oproep aan de afdelingen om in het AB en ook op het najaarscongres met resoluties te komen. Uiteindelijk draait de vereniging om de politieke inhoud, dus laat je horen!
Verslag YEPP Council Valencia
Terwijl het normaal door zonovergoten Valencia werd geteisterd door zware regenval met zelfs overstromingen tot gevolg, ging de Council van de Young European People’s Party (YEPP) gewoon door. Het thema A youth vision for a competitive Europe maakte de gemoederen net zo onstuimig als het weer. Resoluties over samenwerking met China, pijpleidingen naar Rusland, het verstevigen van de interne markt en de conflicten in Hong Kong zorgde voor veel debat en interessante gesprekken. De debatten werden afgewisseld door lezingen en paneldiscussies. Zo vertelde bijvoorbeeld Pablo Casado, de partijleider van Partido Popular, dat het de christendemocraten en conservatieven zijn die Europa hebben opgebouwd en dat we nu niet naar andere partijen moeten kijken om Europa door deze roerige tijden te leiden. We kijken terug op een goede YEPP Council waarbij we een stevig CDJA-stempel hebben kunnen drukken op de uitkomsten. Wil je meer weten over het internationale werk? Mail dan naar: d.vanwijk@cdja.nl!
Overig nieuws
- In juni hebben Giel Wind (JBB) en Mart de Koning (OCW) afscheid genomen als werkgroepvoorzitter. Hun posten zijn respectievelijk overgenomen door Noah Brok en Emma den Uijl. Daarnaast heeft Jeroen Boersma onlangs ook afscheid genomen als werkgroepvoorzitter (SEF). Giel, Mart en Jeroen, ontzettend bedankt voor jullie inzet in de afgelopen tijd – Noah en Emma, heel veel succes met jullie nieuwe taak!
- Op het moment van schrijven staan er twee vacatures open binnen de werkgroepen, namelijk voor de werkgroepvoorzitter SEF en de werkgroepvoorzitter VWS. Ben je geïnteresseerd in deze functie en/of heb je hier vragen over? Laat het mij dan weten via r.klaassen@cdja.nl!
- Zoals de meesten van jullie inmiddels wel hebben gehoord neem ik op 23 november afscheid als Dagelijks Bestuurslid Politiek en Internationaal. Na ruim vier jaar actief CDJA-lidmaatschap vind ik het tijd voor een nieuwe stap. In het afgelopen jaar heb ik met heel veel plezier en toewijding deze schitterende functie vervuld. Ik heb gezien hoe wij samen met de leden nieuwe impulsen mochten geven aan de inhoudelijke discussie in onze vereniging en ben trots op de resultaten die we hebben bereikt! Ik hoop jullie op 23 november te zien en kijk anders uit naar de periode daarna – ik blijf immers gewoon langskomen op congressen en activiteiten. Via deze weg wil ik jullie in ieder geval ontzettend bedanken voor jullie steun en inzet in het afgelopen jaar!
Wil je je aansluiten bij een van de werkgroepen? Kom langs op de werkgroepenavonden van 23 oktober of 27 november in de Jacobikerk in Utrecht of stuur mij een mail via r.klaassen@cdja.nl!
Onninks opstel
Christendemocraten, geen christenen
Begin september had Pieter Heerma zijn vuurdoop op de nationale televisie. In een licht flauw interview voelde oud JOVD-bestuurder Jort Kelder onze fractievoorzitter stevig aan de tand. Zo’n man als Heerma vinden de media maar moeilijk te plaatsen. Zo ook Jort Kelder. Die begreep niet dat een agnost als Heerma fractievoorzitter kan zijn van een christendemocratische partij. Voor Heerma is dat totaal niet gek, hij onderstreepte dat wij een ‘christendemocratische partij’ zijn en ‘iedereen die in de verdeling markt, overheid, samenleving voor de samenleving kiest, zit bij het CDA al snel goed.’.
In die uitleg heeft hij volstrekt gelijk. Het frustreert mij dat journalisten nog steeds de onkunde hebben om de christendemocratie niet te beschouwen als een politieke stroming en filosofie op zichzelf, maar vastzitten in het verzuilde Nederland met zijn confessionele partijen.
Ik ervoer het onlangs zelf ook. In gesprek met de Metro legde ik ons standpunt uit over voltooid leven. Ook in dat stuk werd het CDA bestempeld als christelijke partij. Daarmee werd de fictie gehanteerd dat dit thema een religieuze scheidslijn vormt tussen christenen en niet christenen. Dat is jammer, want ons standpunt wordt door veel meer mensen dan kerkgangers gedeeld. Dat wij daarbij steun vinden van de SP tot de PVV en zowat de voltallige medische wereld wordt dan even vergeten.
Op de intromarkten in augustus hadden we dezelfde klus te klaren. Best veel jongeren zijn geïnteresseerd in het CD(J)A. Dat is mooi, maar toch haken zij af omdat zij aangeven dat zij niet christelijk zijn. Als je vervolgens zegt dat jij ook niet christelijk bent, vallen ze zowat flauw van verbazing. En hoe vaak tijdens die introdagen hebben we wel niet groepjes jongeren langs onze kraam horen ginnegappen ‘CDA is ChristenUnie’. Ja, ik ben ook fan van dit internetgekkie, maar laten we eerlijk zijn, POWNED helpt ons hier niet.
Laat ik nog één voorbeeld aanhalen. Ons politieke geweten Robert Klaassen en ik kregen onlangs een mail van een lobbyist. Wij waren namelijk niet van plan om een manifest te ondertekenen dat oproept om duurzaamheid in alle vakken en lagen van het onderwijs te integreren. De lobbyist mailde ons terug dat zij het niet snapte omdat de paus zich hiervoor onlangs wel had uitgesproken. Kortom als de leider van de kerk iets vindt van iets waar hij niet over gaat, moeten die jonge knapen van het CDA dat toch ook vinden? Nou, koekoek. Met alle respect voor paus Franciscus.
Maar terwijl ik klaag moeten we misschien ook eens naar onszelf kijken. Want hebben wij een passend antwoord klaar als de vraag komt wat die C in onze naam doet? Kunnen we zelf wel het verschil tussen christendom en christendemocratie uitleggen? Misschien nog belangrijker, durven en willen we dit verschil wel uitleggen?
Goed, maak het dus helder. Onze politieke grondbeginselen van CDJA, CDA en EVP zijn geen geloofsbelijdenis. Iedereen die zich in die waarden en beginselen kan vinden is welkom om mee te doen en ze uit te dragen. Daarom is de toekomst van het CDA per definitie christendemocratisch, want die toekomst is een politieke toekomst. Draag dat uit en nodig daarmee heel veel mensen uit.
Hielke Onnink is voorzitter van het CDJA.
wat een mooi interview!!!! En wat een bijzondere man Meneer Grosheide.