De terugkeer van Pieter Omtzigt en zijn plannen

Recensie

Ongetwijfeld zal iedereen weten dat het zeer gewaardeerde Kamerlid, Pieter Omtzigt, het CDA na 18+ jaar verlaten heeft en als zelfstandig Kamerlid verder gaat. Ook zal het niet onopgemerkt zijn gebleven dat hij een lange tijd ziek thuis heeft gezeten. Maar medio september is hij teruggekeerd in de landelijke politiek en heeft hij in een aantal lezingen zijn plannen uiteengezet. In dit artikel zal van twee van deze lezingen en de aldaar besproken ideeën verslag worden gedaan, namelijk de lezing bij de Balie van 17 september en de lezing van 24 september in de Zuiderkerk in Amsterdam.

Het hoofddoel van Omtzigt wordt meteen in het begin van de eerste lezing duidelijk: goed bestuur! Aan de hand van een prachtig fresco uit Siena beschrijft hij het belang van goed bestuur tegenover slecht bestuur. Hij wil dan ook terug naar de basis, terug naar het ambt van volksvertegenwoordiger om de werkelijkheid, die te vaak in Den Haag uit het zicht verdwijnt, terug te brengen binnen de Haagse muren. Om inderdaad weer tot goed bestuur te komen dient volgens Omtzigt de focus van de politiek, of misschien liever van het kabinet, te verschuiven. Op dit moment is beeldvorming belangrijker dan het daadwerkelijk oplossen van de bestaande problemen. Het kabinet wordt geholpen in het bijschaven van deze beeldvorming door het feit dat het kabinet opdracht geeft tot het instellen van onderzoekscommissies. Dit betekent dat het kabinet de onderzoeksvraag en andere leidende principes voor het onderzoek kan vaststellen, wanneer problemen zich voor lijken te doen. Deze onderzoekscommissies komen dan tot een conclusie, hier en daar in overeenstemming met het kabinet nog iets aangepast, en dan ligt er een rapport. In feite controleert het kabinet dus zichzelf. Bij de lezing in de Zuiderkerk haalde Omtzigt het treffende voorbeeld aan dat dit hetzelfde zou zijn als een student zijn eigen tentamen zou corrigeren en van een cijfer zou voorzien. Omtzigt stelt dat dit te wijten valt aan een afkeer van controles. Het idee bestaat dat wanneer iemand gecontroleerd wordt dat die persoon dan “niet deugt”. Dit is echter een misvatting volgens Omtzigt. De meeste mensen deugen wel, maar kunnen nog steeds fouten maken. Om deze fouten op te sporen en aan te pakken is controle nodig. Daarnaast wordt de Tweede Kamer onvolledig geïnformeerd waardoor er nog minder controle is. Dit implementeren van de controle op het kabinet, het herstellen van macht en tegenmacht en enkele andere maatregelen zijn onderdeel van wat Omtzigt “een nieuw sociaal contract” (eveneens de titel van zijn boek) noemt. Naast dit herstel van macht en tegemacht wil hij ook een nieuw kiesstelsel invoeren waarin Kamerleden minder afhankelijk zijn van de partij en meer van de kiezer. Dit nieuwe sociaal contract is een van de drie hoofdonderwerpen waar Omtzigt zich de komende tijd op wil richten.

Het tweede onderwerp dat Omtzigt wil aanpakken, is de woningmarkt. De woningcrisis is een onderwerp dat amper onopgemerkt kan zijn gebleven. De aanpak van deze crisis laat voorlopig echter te wensen over. Omtzigt stelt dat vroeger meer urgentie bestond om problemen op de woningmarkt aan te pakken. Toen werden namelijk meetbare doelen gesteld en wanneer deze doelen niet gehaald werden, volgenden politieke consequenties. Omtzigt stelt daarom ook voor om weer een concreet aantal huizen dat per jaar gebouwd moet worden als doel vast te stellen. Op deze manier kan beter worden beoordeeld of doelen behaald worden en hoe de situatie ervoor staat. Verder betoogt Omtzigt dat de overheid de woningmarkt ernstig verstoort. Zo kunnen woningbouwcorporaties geen goedkope huurwoningen meer bouwen vanwege de verhuurderheffing. Deze moet dan ook worden afgeschaft. Dit zou corporaties meer ruimte kunnen geven. Ook zijn er veel stricte regels die het bouwen van huizen verhinderen. Op andere terrein echter neemt de overheid geen regie waar dat wel wenselijk zou zijn, bijvoorbeeld planning van wegen, scholen enzovoorts bij het aanleggen van nieuwe wijken. Kortom, op dit moment ligt er volgens Omtzigt geen ambitieus en practisch plan om al deze problemen te lijf te gaan. Dit wordt onder meer veroorzaakt door het feit dat woningbouw een lange termijn project is en er op korte termijn dus weinig winst te behalen valt voor politieke partijen die steeds meer gericht zijn op het behalen van korte termijn verkiezingsoverwinningen. Zo’n plan is dus zeker nogdig. Hier hoopt hij verandering in te kunnen brengen.

Het derde en laatste punt in Omtzigts betoog is bestaanszekerheid. Onlangs nog verklaarde een werkgroep van de PvdA nog dat ze een andere kernboodschap nodig hadden en bestaanszekerheid als kernwaarde dus moesten veranderen met de volgende verklaring “communicatief dragen deze termen bij aan een te behoudend, te statisch beeld en appelleren ze onvoldoende aan de toekomst en het progressieve en verbindende karakter van de PvdA.” Terugkerend naar het begin van dit artikel waarin beeldvorming als de nummer 1 prioriteit in politiek Den Haag in plaats van de inhoud geldt, lijken we hier een goed voorbeeld hiervan in de praktijk te zien. Anders dan de PvdA denkt Omtzigt juist dat bestaanszekerheid belangrijker is dan ooit en wel degelijk op de kaart moet worden gezet als een urgent probleem voor de politiek. Niet alleen hoe partijen naar de term “bestaanszekerheid” kijken wordt gedomineerd door beeldvorming maar ook hoe bestaanszekerheid gedefinieerd wordt. De huidige definitie wordt gebruikt om te laten zien dat de armoede in Nederland daalt. Zo eenvoudig ligt het echter niet. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde absolute definitie van armoede. Een andere definitie die in andere EU-landen gebruikt wordt, is de relatieve definitie. Het verschil tussen deze twee valt het beste uit te leggen met een voorbeeld: stel dat de armoedegrens op 60 euro ligt en de hogere inkomens rond 120 euro verdienen. Die 60 euro is dan de definitie van armoede. Maar stel dat die hogere inkomens verdubbelen en dus nu 240 euro verdienen. De absolute definitie die in Nederland gebruikt wordt, zou dan nog steeds 60 euro als definitie van armoede gebruiken. De relatieve definitie echter zou 120 euro nemen: armoede relatief aan de andere inkomens. Dit is ook logisch, aangezien het lastiger is om mee te komen als alle andere inkomens toenemen. Hier wordt dus geen rekening mee gehouden in Nederlandse statistieken. Omtzigt stelt daarom ook dat het beleid te veel vaart op statistieken. In deze statistieken zitten dus definitie en theoretische berekeningen die in werkelijkheid niet bestaan. Als voorbeeld hiervan noemt Omtzigt de inflatie berekeningen op producten als bijvoorbeeld tv’s. Bij deze berekeningen worden namelijk ook verbeteringen in de kwaliteit van een tv meegenomen. Een tv nu is immers veel beter dan in de jaren ’60. Maar doordat dit in de berekeningen wordt opgenomen, kun je tot irreële cijfers komen. In het voorbeeld van Omtzigt komt dit neer op een negatieve inflate van 7% per jaar sinds de jaren ‘60-’70 wat zou betekenen dat een tv van 1000 euro in die tijd nu 10 euro zou kosten. Het probleem is echter dat je noch een tv uit die tijd nu in de winkel kan vinden noch dat je voor 10 euro een tv kan kopen. Ook rekent Omtzigt voor hoe een gezin met een eenverdiener dat van een minimuminkomen naar een modaalinkomen per extra verdiende euro slechts 0,20 over houdt door het mislopen van toeslagen en dergelijke.[1] Omtzigt draagt in zijn lezingen ook enkele oplossingen aan voor deze problemen. Zo moeten de definities herijkt worden om tot een beter beeld van de werkelijkheid te komen. Ook moet er meer rechtvaardigheid in het belastingstelsel komen. Verder kan bestaanszekerheid verbeterd worden door het aantal flex-banen te verminderen en met meer vaste contracten te werken.

Hoewel Omtzigt het CDA verlaten heeft, geeft hij bij de Balie duidelijk aan als antwoord op een vraag dat hij nog steeds een christendemocraat is. Om die reden is het ook voor het CDJA belangrijk om hem te blijven volgen. Zijn ideeën putten uit dezelfde inspiratiebron als de onze en het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel raakvlakken zijn. Het christendemocratische gedachtegoed is dan ook goed zichtbaar in de drie punten die hij in zijn lezingen besproken heeft. De kernwaarden solidariteit, publieke gerechtigheid en gespreide verantwoordelijkheid zijn duidelijk terug te vinden in zijn plannen. Hij strijdt voor een Nederland met een betrouwbare overheid, een overheid die in markten ingrijpt wanneer dat nodig is maar tegelijkertijd niet met regels en belastingen corporaties of burgers het onnodig lastig maakt om het goede te doen, een land waarin werken wordt beloond en waarin de zwakkeren beschermd worden en bijgestaan worden zodat ze ook een waardig leven kunnen leiden. Omtzigt toont met zijn verhaal de noodzaak aan van de christendemocratie in Nederland. 


[1] Vergelijkbare berekeningen met meer uitleg en details zijn ook te vinden in zijn boek. Zie Omtzigt P. (2021). Een nieuw sociaal contract , p. 96-103.

Authors

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *