Hoe verhouden religie en democratie zich tot elkaar volgens Tocqueville? Dat is de vraag die centraal staat in de onlangs verschenen bundel Een nieuwe politieke formule. Ideeën voor staat en samenleving geïnspireerd door Alexis de Tocqueville. De bundel werd gepresenteerd bij Radboud Reflects door de redacteurs Hans-Martien ten Napel, universitair hoofddocent Staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden en Sophie van Bijsterveld, hoogleraar Empirische en praktische religiewetenschap aan de Universiteit Nijmegen.
De belangstelling voor de Franse politiek filosoof neemt de laatste jaren sterk toe in Nederland. Zo zijn Tocqueville’s werken integraal vertaald en van uitgebreid commentaar voorzien. Zijn betekenis voor onze democratie wordt bestudeerd in het project Tocqueville. Ook veel politici zijn bekend met zijn werk, zo stelde Mark Rutte dat Tocqueville zijn lievelingsfilosoof is.[i] Tocqueville’s inzichten in de democratie en zijn profetische gaven gelden als belangrijkste oorzaken voor zijn populariteit. Zo voorspelde Tocqueville de wegwerpmaatschappij, de toename van de betekenis van gelijkheid en de hierop volgende centralisatie van de overheid (p. 29). Wie was Tocqueville en waarom was hij zo gefascineerd door de democratie?
Wie was Alexis de Tocqueville?
In de inleiding van de bundel ‘Een nieuwe politieke formule’ is een bondige biografie opgenomen. Alexis de Tocqueville (1805-1859) werd geboren als Frans aristocraat in de nasleep van de Franse Revolutie. Zijn ouders ontkwamen ternauwernood aan de guillotine. Tocqueville leefde dus in een overgangstijd: de oude orde en de bijbehorende monarchie werd vervangen door een nieuwe orde van de democratie. Of zoals een van de essayisten van de bundel, Marin Terpstra, het formuleert: een bestel waarin gezag gefundeerd werd op de wil van God, werd vervangen door een bestel waarin de volkswil centraal kwam te staan (p. 101).
Het intellectuele leven van Tocqueville stond in het teken van het doordenken van deze overgang en de onafwendbare consequenties. In 1820 liep Tocqueville colleges bij de Franse historicus François Guizot (1787-1874).[ii] Hij nam zijn analyse van de Frans Revolutie over. De opkomst van de derde stand verving geleidelijk de macht van de eerste en tweede stand. Tocqueville‘s omschrijving vertrekt vanuit het principe van de standengelijkheid. Hij stelde dat de komst van de gelijkheid een resultante was van een historische ontwikkeling van eeuwen en daardoor ook als een onvermijdelijk niet terug te draaien gegeven (p. 22). Hij ging op zoek naar een nieuwe politieke formule voor een nieuwe tijd. De titel van de bundel verwijst hiernaar.
De geboorte van de democratie in Amerika
Om de nieuwe tijd te doorgronden, besloot Tocqueville samen met zijn goede vriend De Beaumont (1802-1866) af te reizen naar de Nieuwe Wereld. De officiële reden was om het Amerikaanse gevangeniswezen te bestuderen, maar de twee vrienden wilden met name de net geboren Amerikaanse democratie beter leren kennen. De bestudering van deze nieuwe democratie zou nuttige inzichten kunnen opleveren voor de democratie op het Europese continent. Gedurende negen maanden doorkruisten Tocqueville en De Beaumont de Verenigde Staten. De verslagen die hij maakte van zijn indrukken, vormen de basis van zijn boek ‘Over de democratie in Amerika’. Oorspronkelijk wilde Tocqueville samen met De Beaumont dit boek schrijven. Maar gaandeweg de reis besloot Tocqueville om een analytisch werk over de democratie te schrijven, en De Beaumont om een roman uit te geven, onder de naam ‘Marie’. Deze roman biedt volgens de essayist Carinne Elion-Valter ‘beeld en geluid bij de wat afstandelijke analyses van Tocqueville’ (p. 126).
Over de democratie in Amerika is het magnum opus van Tocqueville. Het bestaat uit een omschrijving van het staatsbestel van de Verenigde Staten en bevat een grondige reflectie van het onderliggende ethos dat dit staatsbestel draagt. Tocqueville omschrijft hoe de democratie een bepaalde manier van leven veronderstelt. Volgens Tocqueville bestaan naast de democratie als staatsbestel ook een democratische maatschappij en een democratische mens. ‘Over de democratie in Amerika’ is dus niet enkel een staatkundig werk, maar ook een filosofisch, psychologisch en sociologisch werk.
Zacht despotisme en tegenkrachten
Het mooie van de bundel ‘Een nieuwe politieke formule’ is dat recht wordt gedaan aan deze diepgang van Tocqueville’s werk. De bundel bestaat uit acht essays waarin de auteurs reflecteren op het denken van Tocqueville aan de hand van een staatsrechtelijk of religieus thema zoals legitimiteit, kerk en burgerschap. De bundel is helder opgebouwd, met duidelijke tussenkopjes en bevat steeds een korte inleiding op de bijdragen. De analyses van Tocqueville over de democratie vormen het vertrekpunt van de verschillend essays.
De belangrijkste analyse van Tocqueville ziet op het ontstaan van middelmatigheid en materialisme in een democratie. Zo schreef hij: ‘ik zie een ontelbare massa eendere en gelijke mensen die voortdurend met zichzelf bezig zijn om zich kleine en platvloerse genoegens te verschaffen waarmee zij hun ziel vullen. Elk van hen afzonderlijk staat als vreemdeling tegenover het lot van alle anderen. [..] Boven hen torent een immense en beschermende macht uit die zich als enige belast met de zorg voor hun genietingen en het toezicht op hun lot.’[iii] De gewenste materiële gelijkheid, heeft volgens Tocqueville tot gevolg dat een almachtige overheid in hun wensen moet voorzien.
Om de macht van de overheid enigszins in te perken, introduceerde Tocqueville een aantal tegenkrachten die uitgebreid worden besproken in de bundel (p. 39). Hij stelde een gedecentraliseerde overheid, met een sterk maatschappelijk middenveld en een grote rol voor religie voor. Een decentrale overheid zorgt namelijk voor betrokkenheid van burgers. De vertegenwoordigers van de overheid zijn zo immers dichtbij om te bekritiseren of bij te sturen. Een sterk maatschappelijk middenveld vormt de noodzakelijke verticale schakel tussen de overheid en de burger. De rol van religie creëert de noodzakelijke horizontale schakel en de betrokkenheid van burgers op elkaar.
De rol van religie voor de democratie
Zoals gezegd gaat de bundel vooral in op de derde tegenkracht van Tocqueville: de rol van religie voor de democratie. Tocqueville spreekt met name over het christendom. Sophie van Bijsterveld in haar bijdrage verschillende niveaus waarop Tocqueville spreekt over het christendom voor de democratie. Allereerst biedt het christendom een gemeenschappelijke morele basis. Daarnaast geeft het christendom hoop op een leven na dit leven en ten derde motiveert het mensen om gemeenschappelijke doelen na te streven en zich om deze doelen te verenigen (p. 180). Zogezien vervult het christendom dus een belangrijke randvoorwaarde voor de democratie.
De bundel bevat voorts enkele bijdragen waarin de bovenstaande stelling wordt geproblematiseerd. Vooral de vraag naar de betekenis van Tocqueville voor de democratie in onze tijd doet enkele cruciale vragen rijzen. Wat betekent secularisatie voor een democratie? Is secularisatie een direct gevaar omdat daarmee een voorwaarde wegvalt? Of ontstaan andere vormen van religieuze uitingen?
Renée Wagenvoorde constateert in zijn originele bijdrage dat andere religieuze uitingen ontstaan indien het christendom wegvalt. Hij wijst ter illustratie op de zorg voor de aarde en bijbehorende ‘religieuze’ manifestaties zoals een klimaatmars. In zijn essay roept Wagenvoorde de Nederlandse overheid en beleidsmakers op om oog te hebben voor de blijvende betekenis van religie en waarschuwt hij om burgerschaps(onderwijs) vooral niet te nauw en seculier in te vullen (p. 163). De nadruk ligt bij burgerschap in toenemende mate op seculiere en progressieve waarden. En men vergeet dat oprecht ideëel engagement van onderop komt en niet van bovenaf kan worden opgelegd (p. 173).
Liberalisme en democratie
Dat de liberale, geseculariseerde staat leeft van voorwaarden die zij zelf niet kan garanderen, werd al benadrukt door de Duitse staatsgeleerde Ernst Wolfgang Böckenförde (1930-2019). In zijn bijdrage gaat Christoph Hübenthal in op deze paradox, en onderzoekt hij hoe zijn vakgebied van de publieke theologie kan bijdragen aan de instandhouding van de voorwaarden voor een liberale staat.
Hans-Martien ten Napel onderzoekt in zijn bijdrage wat de toenemende liberale consensus betekent voor een democratie. Hij stelt vast dat er een tegenreactie waar te nemen is in de Verenigde Staten en Oost-Europa, onder de vlag van het zogenaamde postliberalisme. Waar de ene partij de rol van religie marginaliseert, past de tegenpartij religie toe op terreinen waar het niet toegepast moet worden. Als alternatief stelt hij een Tocquevilliaans perspectief voor. De betekenis van religie moet worden erkend middels een terugkeer tot het moderne constitutionalisme waarbij de band met het natuurrechtelijke denken moet worden hersteld.
Gemeenschap of individu?
Niet alle bijdragen zijn positief over de verbindende en harmoniserende rol van religie. De personalistische denker Timo Slootweg plaatst in zijn essay over identiteit een kritische kanttekening bij religie als bindmiddel voor een democratie. Religie is volgens Slootweg niet bedoeld om onszelf te verliezen in de gemeenschap maar om individu te zijn, om de eigen ziel te bewaren. Hij is ook kritisch op een aantal aspecten van de moderne democratie: ‘het is naïef om te denken dat negatieve vrijheid (van religie etc.) door democratische grondrechten verzekerd, ons van meer individualiteit zou voorzien’ (p. 149). Religie dient in zijn optiek om het individu te vormen. Hij opent zijn bijdrage met het denken van Tocqueville over het individu en contrasteert dit vervolgens met een existentiële lezing van Augustinus en Kierkegaard. Hoewel deze lezing interessante inzichten oplevert, is het de vraag of dit direct thuishoort in een bundel over Tocqueville.
De Beaumont en instituties
De essayisten zijn vaker geneigd om eigen stokpaardjes te bereiden en in hun persoonlijke thema’s enigszins geforceerd te verbinden met het denken van Tocqueville. Dit resulteert in bespiegelingen die niet direct relevant zijn voor de bundel of het staatsrechtelijk thema dat aan de orde is. Zo is een uitgebreide bespreking van de reeds genoemde roman ‘Marie’ van De Beaumont opgenomen, maar wordt dit uitgewerkt onder het kopje ‘Instituties’. De lezer verwacht dan bijvoorbeeld een bespreking van de omschrijving van de instituties in de Verenigde Staten door Tocqueville, maar krijgt vooral bespiegelingen over de overigens uiterst interessante roman van De Beaumont. Aangezien de roman ‘veel kritischer is over de stand van de Amerikaanse democratie dan Tocqueville’ blijft de lezer achter met de vraag hoe Tocqueville nu over instituties heeft geschreven (p. 126). De bundel gaat immers over het denken van Tocqueville. De bundel had beter een aparte bijdrage over instituties en een aparte bijdrage over de roman op kunnen nemen in plaats van een geforceerde mengeling hiervan.
Tocqueville en de christendemocratie
De kracht van de bundel ligt vooral in de verbinding tussen het denken van Tocqueville over religie met de Nederlandse democratie. Hoewel de christendemocratie slechts zijdelings betrokken wordt, in het essay van Ten Napel, biedt de bundel veel inspiratie voor een herbronning van het christendemocratisch gedachtegoed. De bundel is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de vragen rond religie en democratie vanuit het perspectief van Tocqueville.
Van Bijsterveld
& Ten Napel, Een nieuwe politieke formule, ideeën voor staat en
samenleving geïnspireerd door Alexis de Tocqueville. Den Haag: Boom
juridisch, 2021. 239 pagina’s. €29,90.
[i] https://www.nd.nl/nieuws/nederland/520208/premier-mark-rutte-is-niet-bang-voor-een-revolutie-in-nederland
[ii] Francois Guizot, ‘The History of Civilization in Europe’, Indianapolis: Liberty Fund, 1997, p. xxxii
[iii] Alexis de Tocqueville, ‘Over de democratie in Amerika’, Rotterdam: Lemniscaat, 2011, p. 748