Zoals bij velen bekend is staat op het partijbureau van het CDA de schrijftafel van Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) (hierna: Groen). Daaruit spreekt een diepe verhouding tussen Groen en het CDA. Op 19 mei 2019 zal het precies 143 jaar geleden zijn dat hij overleden is. Reden genoeg om aandacht te schenken aan zijn leven, zijn denken en zijn erfenis. Wie was deze man? En wat heeft hij het CDA van vandaag de dag nog te zeggen? Om uit te leggen hoeveel het CDA te danken heeft aan Groen gebruik ik twee boeken: Vonken van heilig vuur (2001) en Politieke filosofie van de christendemocratie (2003).
Den Haag
In dit eerste boek schrijft de hervormde predikant W. Aalders (1909-2005) het artikel ‘ontwikkeling tot christen-staatsman’ waarin hij Groen persoonlijk schetst. Wie Groen van Prinsterer wil kennen, die moet Den Haag kennen. Daar is hij op 21 augustus 1801 geboren en in de Waalse Kerk aan het Noordeinde gedoopt. Na zijn studie rechten en geschiedenis, het verwerven van de doctorstitel in de geschiedenis in Leiden en de tijd in Brussel als secretaris van het Kabinet van de Koning, keerde hij in 1839 in Den Haag terug om er zich blijvend te vestigen. In het huis aan de Korte Vijverberg, alwaar nu het kabinet van de Koning gehuisvest is, zijn twee gedenkstenen ter nagedachtenis van Groen en zijn vrouw aangebracht die nu nog te bezichtigen zijn.
Er staat geschreven

Begin 19eeeuw was in Nederland, onder leiding van Willem Bilderdijk (1756-1831), de zogenaamde Reveilbeweging ontstaan. Dit was een internationale opwekkingsbeweging waarbij het christelijk geloof betekenis kreeg voor het gehele leven. Er was een hernieuwde nadruk op de eenvoud van het christelijk geloof wat concreet gestalte kreeg in het aanpakken van sociale misstanden. Het Christelijk-Sociaal Congres en de stichting Tot heil des Volks zijn hieruit voortgekomen. Groen was een leerling van Bilderdijk en probeerde de gedachten van het Reveil om te zetten naar de politieke werkelijkheid. Zo schreef hij: ‘ik kom wel voort uit het calvinisme, maar het Reveil is mijn vader’. Hij koos, in tegenstelling tot Abraham Kuyper (1837-1920), niet voor een dogmatische aanpak om het christendom politiek ingang te doen vinden. Hij stelde dat elke tijd vraagt om een eigen aanpak. Er is geen pasklare vertaalslag te maken van het christendom naar de actuele problemen van onze tijd. Daarom zei Groen: ‘de belijdenis waartoe men geroepen wordt, staat telkens in verband met de aard van de tijd waarin men leeft. Het belijden is het uitkomen voor de waarheid op het punt waar de verdediging bezwaar heeft, waar het belijden met lijden vergezeld gaat’. Om dit te belijden is ‘plichtsbetrachting en moed aan de orde van de dag’. Een voorbeeld hiervan is de schoolstrijd waarin Groen de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs (CNS) oprichtte en geld bij elkaar haalde om bijzondere scholen op te kunnen richten.
‘Het belijden is het uitkomen voor de waarheid op het punt waar de verdediging bezwaar heeft, waar het belijden met lijden vergezeld gaat’.
Er is geschied
Groens handelen vond plaats vanuit een grondige bestudering van de historie. In 1846 schreef Groen het boek Handboek der Geschiedenis van het vaderland waarin zijn visie op de historie tot uitdrukking kwam. Waarin bestond deze? En hoe kan het ons in een grillige en vluchtige tijd van pas komen? Groen stelde vooraleerst dat God boven de geschiedenis staat en deze leidt, in tegenstelling tot wat ideologieën ons proberen voor te houden. De historie wordt daarmee vooral bepaald door de geschiedenis van de Kerk. Tegen deze achtergrond zag Groen de bijzondere vaderlandse geschiedenis die overeenkomsten vertoonde met de geschiedenis van het volk Israël. De drieslag ‘God, Nederland en Oranje’ kan gezien worden als een verwijzing naar deze visie op onze geschiedenis.
Tegen de revolutie
Als politicus stond Groen in zijn tijd alleen. Hij leefde in de 19eeeuw waarin de ideeën van de Franse revolutie (1789) zich steeds nadrukkelijker opdrongen. Groen bekritiseerde deze ideeën, maar was niet tegen de positieve resultaten die de revolutie had voortgebracht; zoals een einde aan machtsmisbruik van het ancien régime. Waar ageerde Groen precies tegen? In Ongeloof en revolutie,dat in 1847 verscheen, schreef hij dat de ‘verwerping van het Evangelie en de daarmee gepaard gaande zelfverheffing van de mens geleid hadden tot een omkering van denkwijze en gezindheid’. Hiermee bedoelde hij ‘de grondinstellingen van vrijheid en gelijkheid, volkssoevereiniteit, het maatschappelijk verdrag, conventionele herschepping die nu als hoeksteen van het staatsrecht worden vereerd’.
Groens (rechts)staatsopvatting
Groen was dus kritisch over het sociaal contract dat door mensen was ontworpen en dus ook elk moment opzegbaar was. Wat stelde Groen tegenover de door mensen bedachte orde? Groen verwees naar de staat die voortkwam uit een historisch en natuurlijk proces. De staat is niet zomaar bedacht maar heeft een lange historische en een natuurlijke eenheid. Groen wilde de oude prerevolutionaire visie op de staat en het recht als een instelling van een hogere orde behouden en de positieve resultaten van de Franse revolutie zoals vrijheid van godsdienst, gelijkheid voor de wet, eenheid van het burgerlijk recht en afschaffing van bepaalde privileges voor de adel toevoegen.
De rechtsstaat zoals deze er nu bestaat is ‘als politieke erfenis van de christen-staatsman Groen van Prinsterer ons overgeleverd’ zo stelt Aalders. Ook Woldring wijst in zijn boek Politieke filosofie van de christendemocratieop Groen en zijn belang voor onze huidige rechtsstaat. Groen verbond de staat namelijk met het natuurrecht. Dit natuurrecht staat onafhankelijk van de mens en vormt de norm waarnaar mensen moeten handelen. In de natuurlijke orde en hiërarchie kent ook de staat een plaats. Net zoals er in een gezin natuurlijke hiërarchie is tussen ouders en kinderen kent de staat deze ook met haar burgers. Als hier vanaf wordt geweken ontstaat anarchie of despotisme. Alleen door het juiste midden te bewaren kan er vrede en recht gewaarborgd worden.
Vruchten van Groens leven
Bovendien hebben we het bijzonder onderwijs en de rechtsstaat zoals deze nu is aan hem te danken.
De vruchten van Groens arbeid zijn indrukwekkend. Hij schreef een aantal invloedrijke werken zoals Ongeloof en Revolutieen was leidend in de antirevolutionaire beweging. Groen probeerde de klassieke traditie van het natuurrecht en het christelijk geloof steeds opnieuw actueel te maken. Bovendien hebben we het bijzonder onderwijs en de rechtsstaat zoals deze nu is aan hem te danken. In zijn leven had hij steeds oog voor de historie en het Evangelie. Hij stelde dat de mens zichzelf niet gemaakt heeft maar vrucht is van vele generaties die uiteindelijk een oorsprong heeft in een Schepper. Het zou goed zijn als het CDA 143 jaar na het overlijden van deze Evangeliebelijder kennis neemt van de indrukwekkende erfenis die Groen ons nagelaten heeft. Zonder Groen geen CHU en zonder CHU geen CDA. We mogen hem diep dankbaar zijn.
Bronnen:
- H. Woldring, Politieke filosofie van de christendemocratie. Eindhoven: Uitgeverij Damon, 2003(p. 90-101).
- D. Van Dijk (red.), Vonken van heilig vuur. Heereveen: Uitgeverij Jongbloed,2001 (hoofdstuk 1).