Hannie van Leeuwenlezing 2022 – ‘Sociaal perspectief’
Karien van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Beste CDJA’ers,
Veel dank voor de uitnodiging om hier de Hannie van Leeuwen lezing te mogen houden. De manier waarop een aantal van jullie voor de zomer op mij afstapten, enthousiast en een tikkie brutaal, kon ik erg waarderen. Zo hoort het ook, als jongerenclub. Prikkelen, uitdagen.
– Al hoop ik jullie vandaag ook een beetje uit te dagen –
Maar altijd ‘op de bal’ en met rake thema’s. Gericht op de volgende generaties: Klimaat, betaalbare woningen, een studiebeurs voor iedereen. En… de aanhouder wint. Dat oneerlijke leenstelsel hebben jullie er vakkundig uit gesloopt. De rode draad in dit alles? Dat is voor mij ‘sociaal perspectief’. Of rentmeesterschap, al klinkt dat misschien ouderwets.
Het is een grote eer om hier te staan, in deze geopolitiek woelige tijd. Dat raakt ons allemaal: nu en straks. ‘Hoe willen wij dat de samenleving er over 10, 20 jaar uit ziet?’ Is een vraag die we onszelf moeten stellen.
Daarom wil ik het vandaag met jullie hebben over het belang van: sociaal perspectief, verbinding in onze samenlevingen en gelijkwaardige kansen voor iedereen. Juist met jullie, de jongere generatie. Dat zal ik doen door de bril van Hannie. Hannie was een begrip in het CDA, een keurmerk. Een potige dame, zo staat in het ‘In Memoriam’ van de partij. Behoorlijk eigenwijs en niet altijd soepel of makkelijk in de omgang. Allesbehalve links, liberaal of progressief. Maar wel standvastig: In haar rol in het verzet. En in haar ideeën over de samenleving. Die standvastigheid in haar eigen opvattingen maakte haar aan het eind van haar leven tot een icoon van het christelijk sociaal denken. Tot haar eigen verbazing. Immers zij was niet van opvatting veranderd, het land was veranderd.
Haar opvattingen bleven dezelfde: over een samenleving van verbinding, van rechten en plichten. Ieder het zijne in plaats van ieder voor zich. Het was de tijdsgeest van de wederopbouw, van hard werken en verantwoordelijkheid nemen, die vanaf de jaren zestig veranderende in een cultuur van vrijheid-blijheid en in de jaren ’80 doorontwikkelde in de opkomst van – wat nu heet – de neoliberale ideologie van marktwerking, een kleine overheid en individualisme. Toen was Hannie ineens het linkse geweten, het sociale gezicht van het CDA. Maar Hannie was niet van opvattingen veranderd. Het land was veranderd. Ze ging opnieuw in het verzet, ditmaal tegen de tijdsgeest.
En dat brengt mij naar de wereld van vandaag. Wie het essay leest dat Pieter Heerma schreef voor de Dag van de Christendemocratie, kan daarin veel van de ideeën van Hannie van Leeuwen teruglezen. Over onze opdracht als CDA om de scheidslijnen in de samenleving van vandaag te overbruggen. Over de keuze voor een samenleving van minder ik, en meer wij. Over de onbegrepen zorgen van ‘Afgehaakt Nederland’ en de politieke zoektocht naar eenheid en verbinding. Over empathie, wederkerigheid en verantwoordelijkheid als basiswaarden voor een coöperatieve samenleving, waarin iedereen mee kan doen en we niemand in de steek laten. Het had Hannie ongetwijfeld als muziek in de oren geklonken. Pieter Heerma vertelt dit consistente verhaal al langer en slaat daarmee de spijker op z’n kop: ‘Het antwoord op de uitdagingen van deze tijd komt uit de kracht van de samenleving’. Natuurlijk, de overheid kan hierin sturen. Maar op een andere manier dan nu. Niet door de burger te zien als klant, maar door veel meer oog te hebben voor maatschappelijke waarden.
Slechts een paar weken voor haar overlijden in 2018, zei Hannie: ‘Ik vind dat als je meer gekregen hebt, dat het noodzakelijk is dat je ook mededeelt aan een ander’. Daarbij wel wijzend naar ieders eigen verantwoordelijkheid, om een goede bijdrage te leveren aan de samenleving.
Wat ik vanavond met jullie wil doen, is met Hannie’s blik vooruitkijken. Wat is Hannie’s verhaal voor jullie toekomst? Wat is haar boodschap voor de dag van vandaag en morgen. Niet vanuit een nostalgisch gevoel naar die ‘goeie ouwe tijd’, want daarop bouwen we geen verhaal voor de toekomst. Maar vanuit haar consistente idee over een goede samenleving.
Ik zal dat doen aan de hand van drie punten:
– Één tevreden constatering,
– één wat bredere analyse
– en één concreet voorstel aan jullie als CDJA.
Het eerste punt is het makkelijkst. De tevreden constatering. Hannie van Leeuwen had de bijnaam ‘straaljager Hannie’. Die bijnaam kreeg ze als Defensiewoordvoerder in de Tweede Kamer. Ze was een vurig pleitbezorger van een sterke krijgsmacht. Een realist in een tijd dat het pacifisme hoogtij vierde. Haar opstelling was ingegeven door haar eigen oorlogservaring, toen Nederland vertrouwde op haar eigen neutraliteit en de krijgsmacht volstrekt weerloos door de Duitse Wehrmacht werd overrompeld. Nooit meer oorlog vroeg om stevige investeringen in Defensie en zo lukte het haar om in het meeste linkse kabinet ooit, de keuze voor de F16 als nieuwe toestel voor de luchtmacht door te drukken.
Het was de tijd van de Koude Oorlog. De gewapende vrede tussen Oost en West. Gescheiden door het ijzeren gordijn. Met de constante vrees voor een atoomconflict. De parallel met nu ligt voor de hand. Opnieuw is de Europese defensie verzwakt door jarenlange bezuinigingen. De naïviteit van de neutraliteit, was dit keer ingeruild voor het idee van het vredesdividend. Er was een inval in de Oekraïne voor nodig om Europa wakker te schudden en met forse investeringen de krijgsmacht weer op sterkte te brengen.
Hoe de oorlog afloopt is nog ongewis, maar feit is wel dat Hannie’s les onverkort van kracht is. Vrede en recht zijn geen gratis of zorgeloos bezit, in een wereld van Poetins, Trumps en andere onberekenbare of autoritaire leiders. De noodzaak van een sterke krijgsmacht is ook voor jullie toekomst onbetwist. Dat zal haar tevreden hebben gestemd.
Een kleine voetnoot for history’s sake… Hannie van Leeuwen zag de humor van haar bijnaam als straaljager-Hannie wel in. Vooral omdat ze die kreeg van het communistisch Kamerlid Marcus Bakker. En niet alleen vanwege haar vasthoudendheid op het F16 dossier. Straaljager-Hannie verwees ook naar de hoge snelheid, waarmee ze uit haar achterste groene bankje in de oude zaal van de Tweede Kamer naar de interruptiemicrofoon rende. In een televisieportret dat op internet staat, deed ze het schaterlachend nog een keer voor.
Dat brengt mij bij mijn tweede punt: Hoe zou Hannie van Leeuwen kijken naar het Nederland van nu? Naar onze samenleving. Naar jullie toekomst. Ik denk dat we daar een meer strijdbare Hannie zouden zien en horen. Haar visie op de samenleving was door-en-door christendemocratisch, maar ook sterk ingegeven door haar religieuze inspiratie. In een interview met Trouw zei ze hierover: ‘Ik geloof dat je met een duidelijke bestemming op aarde bent gezet: om aan jezelf en anderen te tonen dat je God wilt dienen. Niet door Bijbelteksten aan elkaar voor te dragen, maar door te laten zien wat de Bijbel in het dagelijks leven betekent’. Daarbij citeerde ze de Zwitserse theoloog Karl Barth: ‘Mens zijn is met God zijn en met de ander zijn’.
Deze woorden zijn de politieke nalatenschap van Hannie van Leeuwen. Een ondogmatische vertaling van de Bijbelse opdracht tot naastenliefde in het leven van alle dag. Dat was haar drijfveer. Het goede doen door goed te zijn voor je naasten. ‘Macht is er om te dienen, niet om te heersen’, zei ze in een ander interview. Of, zoals ik het in mijn inleiding noemde, om te zorgen voor sociaal perspectief. En gelijkwaardige kansen, inclusie. Vanuit die visie zou ze scherp zijn op de samenleving van nu.
Waar asielzoekers in de open lucht moeten slapen. Waar jonge ouders in het toeslagenschandaal werden aangemerkt als fraudeur. Met alle gevolgen van dien. Waar een forse inspanning nodig is om het vertrouwen van Groningers te herstellen. Waar jongeren, ze zitten hier in grote getalen voor me, in onzekere flexbanen zitten en geen eigen woning kunnen vinden. Of, kort gezegd, een ‘uitgesteld leven’ leiden. Zo concludeerde het SER jongerenplatform dat een stapeling van knelpunten en risico’s bij jongeren zorgen voor dit uitgesteld leven, en dat zij een hoge mentale druk ervaren. Later samenwonen, later een (eerste) kind krijgen. Een onzeker perspectief dus.
Een samenleving waar – als we niet uitkijken – steeds meer mensen afhaken, omdat ze het gevoel hebben er alleen voor te staan. Waar is onze ‘samen-leving’ gebleven? Samen leven doe je niet alleen.
Wat zou Hannie doen? Hannie zou opstaan. Opstaan tegen onrecht en tegen toenemende ongelijkwaardigheid. Tegen de anonieme bureaucratie, waar mensen nodeloos in vastlopen. Tegen de verharding en versnippering van de samenleving. Omdat het haaks staat op het Nederland waar zij voor stond.Een land van omzien naar elkaar, zorg voor elkaar. Een land van solidariteit en saamhorigheid. Een land van ‘eerlijk delen dus. Met een uitroepteken’, zoals ze in een van haar laatste interviews zei. Daarin hebben wij trouwens allemaal een rol.
Ik als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Denk aan de hervorming van de arbeidsmarkt, waar duidelijke scheidslijnen zijn ontstaan. De verschillen in bescherming tussen zelfstandigen en werknemers, en werknemers onderling, zijn sterk toegenomen. En dat werkt een tweedeling tussen cans en cannots in de hand. Tussen mensen voor wie die arbeidsmarkt kansen en zekerheid biedt, en mensen die telkens aan het kortste eind trekken. Daar is de balans echt zoekgeraakt. Daarom zetten we, mede dankzij de commissie Borstlap en het SER-MLT advies, nu koers richting een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Verhogen we het wettelijk minimumloon. Dat is hard nodig. Maar ook maatregelen op het gebied van geboorteverlof, uitbreiding van het ouderschapsverlof, het bestrijden van zwangerschapsdiscriminatie, discriminatie in het algemeen en het verkleinen van de loonkloof tussen mannen en vrouwen, zijn stappen in de goede richting.
De overheid, ondernemers, het maatschappelijk middenveld: ieder vanuit de eigen rol. Maar ook jullie jongeren, de toekomstige generatie, staan hiervoor aan de lat: Het speelveld stap voor stap gelijker maken. Een samenleving van gelijkwaardigheid. Dit hebben we namelijk niet in een paar jaar opgelost. Maar als we willen werken aan sociaal perspectief voor de volgende generaties, zullen we samen wissels moeten omzetten in de juiste richting.
‘Onze tijd wordt gekenmerkt door een bijna ziekelijk kortetermijn denken’, schreef Richard van Zwol in zijn uitstekende rapport ‘Recht doen, gezond leven en verschil verbinden’. Een tijd waarin ‘het grenzeloze zelf’ steeds vaker ‘boven de zorgzaamheid voor de ander’ gaat. Het is een hard, maar vanuit christendemocratisch perspectief loepzuiver oordeel.
Op ieder voor zich kun je geen samenleving bouwen, en juist in een tijd van grote veranderingen, moet de politiek verder vooruit kijken. Stoppen met navelstaren. Keuzes maken, niet om te heersen, maar dienstbaar aan de samenleving. Dat vraagt dus om een aanwezige overheid met visie, die het gesprek aangaat. Geen houding van ‘laissez-faire’ of ‘het loopt wel los’. Want de uitdagingen die voor ons liggen zijn groot. Ze liggen op het bordje van dit kabinet.
Om te beginnen met de basis: die van bestaanszekerheid. Sociaal perspectief. Daar heb ik vorige week in het spoeddebat in de Tweede Kamer ook iets over gezegd, maar ik zeg het hier nog een keer.
Op het moment dat er mensen zijn die boodschappen terugleggen bij de kassa, omdat zij deze niet kunnen betalen. Dat er mensen zijn die het maandbedrag van hun energierekening verlagen, omdat ze hopen dat ze het met de eindafrekening straks wel kunnen cheffen, dan is er echt iets aan de hand in Nederland. Dat raakt mij. Dat raakt mij als mens, maar dat raakt mij ook als bewindspersoon, want ik ben medeverantwoordelijk om daar iets aan te doen.
Er zijn grote zorgen over inflatie, over kwetsbare huishoudens in de problemen, middengroepen die niet rond kunnen komen, over kinderen die in armoede opgroeien. Als wij met elkaar een maatschappij willen bouwen waarin mensen in elkaar geloven, waar sprake is van een coöperatieve samenleving. Hoort daarbij dat mensen structureel kunnen bouwen op een goed inkomen. Dit zijn uitzonderlijke tijden, die vragen om uitzonderlijke maatregelen. Om kwetsbaren te beschermen, middengroepen te ondersteunen en perspectief te bieden, en te zorgen dat werken loont.
Niet alleen voor de komende maanden, maar met de blik veel verder vooruit. Dat zijn we aan jullie en de generaties daarna verplicht. Die verantwoordelijkheid voel ik persoonlijk, voelen wij als kabinet. Juist in zo’n tijd geldt: politiek doet ertoe. Politics matters. Kan richting geven. En tegelijkertijd: de politiek kan weinig alleen, we zullen het met z’n allen moeten doen. Op basis van solidariteit, zoals Hannie het graag zou zien. Met werkgevers, die de lonen moeten verhogen waar dat kan. Met energieleveranciers, om te zorgen huishoudens beter en sneller worden ondersteund. Maar als je het hebt over werken aan sociaal perspectief en het tegengaan van de nieuwe scheidslijnen in onze samenleving. Dan is dat natuurlijk breder.
Allereerst de omvorming naar een eerlijke arbeidsmarkt. Ik noemde het al even. Die vormt namelijk de draaischijf voor de samenleving als geheel. Want het zijn precies de mensen met drie flexbanen, die kwetsbaar zijn. Daarom zetten we nu bijvoorbeeld een streep door onzekere oproepcontracten. Maar hier hoort ook bij: een betere behandeling van arbeidsmigranten. De basis moet op orde. Het gaat hier over mensen, niet over een zak aardappelen.
Ten tweede: het bouwen van voldoende, betaalbare woningen. Dat is cruciaal. Voor jong én oud. Bouwen voor de behoeftes van de markt is echt heel iets anders dan bouwen voor de behoeftes van de samenleving. We zien waar dat toe heeft geleid. Volkshuisvesting is een kerntaak van de overheid. Daar is Hugo vol overgave mee aan de slag.
Ten derde: de aanpak van klimaatverandering. De aarde schoner doorgeven, is ook voor mijn vier dochters prioriteit nummer 1. Van het klimaat- en stikstofdossier hebben we geleerd dat wegkijken een probleem alleen maar groter maakt. Dat mag ons niet meer gebeuren.
Daarom moeten wij – CDA en CDJA – de handen ineenslaan en nu al nadenken over de grote sociale kwesties van morgen. In de geest van Hannie.
Ik zou er daarom nog eentje aan willen toevoegen. En dat is de vergrijzing en ontgroening van onze samenleving. Breder gezegd: de gevolgen van demografische ontwikkelingen, in het bijzonder van vergrijzing en migratie.
De cijfers zijn bekend. In 2020 telde Nederland 3,4 miljoen 65-plussers. In 2040 zijn er dat 4,7 miljoen, waarvan eenderde ouder dan 80. Op dit moment werkt ongeveer een op de zes mensen in de zorg. Dat loopt op naar een op de vier in 2040 en, als we tussentijds niets veranderen, een op de drie in 2060. Dat zijn jullie dus.
Nu al wordt een groot deel van de zorg geleverd door mantelzorgers. In omvang is de mantelzorg zo’n vijf keer groter dan de reguliere zorg. Maar door de ontgroening zal het aantal beschikbare mantelzorgers per hulpbehoevende oudere teruglopen van ongeveer vijftien in 2015 naar zes in 2040. Ook dat zijn jullie dus.
Dat maakt de vergrijzing tot dé sociale kwestie van morgen, waar we nu al over na moeten denken. Natuurlijk gaat innovatie en medische vooruitgang ons hierbij helpen, kunnen we met preventie zorgen dat meer mensen gezonder oud worden en helpt het stimuleren van de arbeidsmarktparticipatie. Maar dan nog zal de impact enorm zijn.
Datzelfde geldt voor de gevolgen van migratie – zeker op de lange termijn. Dat moet een bewuste keuze zijn, en niet iets wat ons overkomt. Het is van groot belang dat we meer grip krijgen op migratie. Daarom moet Nederland een voortrekkersrol vervullen bij de ontwikkeling van Europees vluchtelingen- en asielbeleid. En moet bij instroom, behoud en vertrek nagedacht worden over de korte- en langetermijneffecten. Met oog voor de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving.
Voor de zomer heb ik de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld. Onder voorzitterschap van Richard van Zwol, zal deze commissie het kabinet adviseren over de uitdagingen die vergrijzing en migratie met zich meebrengen. Met handelingsperspectieven en scenario’s op de belangrijkste thema’s. Van stedelijke ontwikkeling en cohesie in wijken, tot arbeidsmarkt en zorg. Besturen is vooruitzien. Werken aan sociaal perspectief vraagt om continue onderhoud.
Hannie van Leeuwen nam tegen ouderen geen blad voor de mond. Tot op hoge leeftijd hield zij spreekbeurten, waarin ze de ouderen opriep solidair te zijn met de jongeren van nu. Omdat jullie toekomst veel meer onzekerheden kent dan hun oude dag. Ook daarin was ze bijzonder. En recht door zee.
Ik kom tot mijn derde en laatste punt. Een onderwerp dat jullie zelf terecht hebben aangedragen en naadloos aansluit bij de lange politieke loopbaan van Hannie van Leeuwen. Zij was een doorzetter. Van haar vader mochten haar broers aan de VU studeren, voor zijn dochter was de MULO genoeg. Maar niet voor Hannie. Pas op latere leeftijd ging ze studeren, terwijl ze al bezig was met een gestage opmars in de partij. Ze wist wat ze kon en liet zich niet snel aan de kant zetten. Daar hebben we er meer van nodig. In het CDJA, in het CDA, lokaal, provinciaal en landelijk.
Daarom doe ik jullie vanavond een voorstel: om binnen het CDJA het Hannie van Leeuwen-collectief in het leven te roepen. Een sociaal emancipatienetwerk. Met als uitgangspunt: gelijkwaardige kansen voor iedereen. Iedereen, in alle soorten en maten, is welkom. Om met elkaar en voor elkaar je politieke toekomst vorm te geven.
Want niet iedereen begint vanuit dezelfde startpositie. Sommigen hebben een extra steuntje nodig, voor een gelijkwaardige kans in de maatschappij. Zoals Jan Peter Balkenende mij de kans gaf, toen hij geen probleem had met een staatssecretaris met een kinderwens. Het gaat er namelijk niet om dat we allemaal precies hetzelfde krijgen. Maar dat we naar vermogen mee kunnen doen.
Er zijn positieve ontwikkelingen, maar we hebben nog een flinke weg te gaan. Zo heb ik onlangs een nieuw actieplan tegen arbeidsmarktdiscriminatie gelanceerd. Dat is welbegrepen eigenbelang: we weten al jaren dat diverse teams – ook teams met meer kleur en mensen met verschillende culturele achtergronden – beter presteren. Onze opdracht is dus breder dan een goede man-vrouw verhouding. Het collectief komt drie keer per jaar bijeen.Telkens bij een andere CDA bestuurder, de eerste keer bij mij.
Ik bel rond en lever een flinke lijst aan met verschillende CDA’ers. – Ik kijk ook met een schuin oog naar ons panel – In het kabinet, in de Kamer, in Europa of waar dan ook in het openbaar bestuur, die heel graag willen dat jullie langskomen. Om van elkaar te leren, elkaar te stimuleren en te helpen. Zij vormen de Board of Advisors, waar jullie allemaal terecht kunnen voor persoonlijk advies. Het enige wat jullie nog hoeven te doen is een bestuur in te stellen, een logo te ontwerpen en de eerste datum te prikken.
Als CDA hebben we een trackrecord als het gaat om inclusieve politiek:
Wij hadden tenslotte de eerste vrouwelijke minister;
De eerste allochtone bewindspersoon;
De eerste homoseksuele bewindspersoon;
Het eerste Surinaamse Kamerlid;
De eerste allochtone gedeputeerde de eerste allochtone burgemeester;
En tot slot de eerste bewindspersoon met zwangerschapsverlof.
Welke partij kan dan het beste hierin het voortouw nemen?
Reacties zijn gesloten.